Gemaakt in de hemel
(Een hemelse anekdote)
De Duitse filosoof en Schriftgeleerde Moses Mendelssohn (1729-1786) werd met een bochel geboren. Ondanks zijn lichamelijke gebreken, die hem gemakkelijk hadden kunnen doen verbitteren, bleef hij een positief ingesteld mens en werd hij een bekende filosoof.
Tijdens zijn studententijd, op reis naar Hamburg, ontmoette hij een rijke zakenman die een mooie, lieve dochter had; Frumtje genaamd. Mendelssohn kon zijn ogen niet van haar afhouden en werd hopeloos verliefd op het meisje.
Maar wat voor toekomst had een relatie met die lieve, mooie dochter van zo’n rijke, welgestelde zakenman? Hij was tenslotte oerlelijk en had een afstotelijke bochel.
Toch verwierp Frumtje hem niet, want ze was gecharmeerd door zijn tedere houding en zijn wijsheid en inzicht.
Mendelssohn bleef ettelijke weken in Hamburg, en bracht veel van zijn tijd met Frumtje door. Uiteindelijk werd het tijd voor hem om terug te gaan. Zou hij met de vader van Frumtje gaan praten en hem om de hand van zijn dochter durven vragen? Uiteindelijk nam hij de stap en vroeg de vader om toestemming om met Frumtje te mogen trouwen.
De rijke zakenman zei niets en keek stuurs voor zich uit.
Uiteindelijk vroeg Mendelssohn hem om een antwoord.
“Je staat bekend als een wijs en integer mens,” sprak de vader tenslotte. “Je bent in heel Duitsland bekend. Maar toen mijn dochter je voor het eerst zag, was ze bang van je! En nu wil je met haar trouwen?”
“Komt het door mijn bochel?” vroeg Mendelssohn zacht.
“Ja, dat klopt.” antwoordde de man.
Teleurgesteld, maar nog niet bereid om zich gewonnen te geven, vroeg Mendelssohn of hij Frumtje nog een laatste keer mocht zien voor hij zou vertrekken.
Dat was geen probleem.
Na een tijdje met haar gepraat te hebben over koetjes en kalfjes besloot Mendelssohn haar de vraag te stellen waar hij werkelijk voor kwam.
“Frumtje, geloof jij dat huwelijken in de hemel worden gemaakt en besloten?”
“Ja zeker,” antwoordde Frumtje verbaasd. “Dat geloof ik!”
“Dat geloof ik ook,” zei Mendelssohn weer. “Laat mij jou iets vertellen over de dag waarop ik geboren werd. Zoals je weet en zoals onze traditie het voorschrijft, verkondigen ze in de Hemel elke geboorte op aarde. Iedere keer dat er een kindje wordt geboren wordt dit in de Hemel omgeroepen. En als het een jongetje is wordt eraan toegevoegd: ‘deze jongen zal met die en die vrouw trouwen.’
Vlak voordat ik geboren werd hoorde ik de naam van het meisje dat mijn vrouw zou worden. Ik hoorde er ook bij dat deze vrouw, Frumtje genaamd, er verschrikkelijk zou uitzien. Ze zou een bochel hebben en er oerlelijk uitzien.
Toen ik dat hoorde werd ik bezorgd en vroeg ik God: ‘Lieve Heer, dat kan toch niet waar zijn? Als zij er zo lelijk uit zal zien zal ze ongelukkig worden; hard en verbitterd. Dat wil ik haar niet aandoen. Geeft U mij die bochel alstublieft, zodat ze mag opgroeien als een gelukkig kind.’
Toen Mendelssohn deze woorden gesproken had keek Frumtje hem aan en zei tot hem: “Ik wil heel graag met je trouwen!”
Uiteindelijk gaf ook de vader zijn toestemming en de geschiedenis leert ons dat ze een lang en gelukkig huwelijk hadden.
Uit: “Bits and Pieces”