Geloof dat ontvangt
Een levend geloof bedankt God voor Zijn beloften, ook al is het antwoord op het gebed nog nergens te bekennen. Een levend geloof weet dat Gods Woord een grotere garantie is dan al het geld op deze wereld.
Een man vroeg tijdens een bijeenkomst weer eens hoe hij toch antwoord op zijn gebeden kon krijgen. Een oude vrouw, gelouterd door de jaren en standvastig in het geloof, stevende op hem af en zwaaide haar vinger vermanend heen en weer voor zijn gezicht. “Jongeman,” zei ze, “Je moet eenvoudig in Hem geloven. Je moet er in geloven dat Hij Zijn beloften voor je vervult en dat Hij het doet op het moment dat je het Hem vraagt.
Zo moeilijk kan dat toch niet zijn?” Wij mensen willen altijd meer zekerheid dan die eenvoudige beloften die God ons gaf in Zijn Woord. We durven nauwelijks te geloven dat Hij meent wat Hij zegt en zoeken voortdurend manieren om God te helpen onze gebeden te beantwoorden. Maar de taal van het geloof staat geschreven in Psalm 37:5: ‘Vertel alles wat u bezighoudt aan de HERE en vertrouw Hem. Hij zal in alles voor u zorgen.’
Als God dan zo getrouw is als er gezegd wordt, hoe komt het dan dat er zoveel mensen zijn die maar bidden en bidden en toch nooit een antwoord op hun gebeden lijken te krijgen? Dat is een goede vraag.
Ofschoon er vele redenen zijn waarom wij soms geen antwoord krijgen op onze gebeden, is het misschien ook goed om vast te stellen dat er twee verschillende soorten gelovigen zijn: mensen die bidden en ook werkelijk verwachten dat God iets voor hen gaat doen, en mensen die bidden maar die nergens op rekenen en niet echt geloven dat God een antwoord voor hen heeft.
Gebed is bovenal een verbinding tussen onze menselijke nood en Gods voorraadschuren. Gebed is de hulpkreet van een kind naar een liefhebbende Vader en zoals Jezus zei: ‘Al bent u slecht, toch geeft u uw kinderen wat goed is. Hoeveel te meer zal uw hemelse Vader het goede geven aan wie Hem erom vragen.’ Maar durven wij ook van God te ontvangen? Hij kan niet alles alleen doen; het geven én het ontvangen. Wij moeten onze handen naar Hem uitstrekken en vertrouwen dat Hij Zijn Woord zal vervullen. Een evangelist probeerde dit belangrijke principe eens uit te leggen aan een groep tieners.
Terwijl hij het had over Gods beloften, pakte hij opeens een prachtig horloge uit zijn zak en liet het voor de ogen van de verbaasde tieners bungelen. Hij stapte op een van de jongens af en vroeg hem: “Vriend, wil je dit horloge hebben?” Maar de jongen draaide zijn ogen onzeker weg en mompelde dat hij het niet nodig had. Bij de volgende jongens kreeg de evangelist een zelfde reactie. “Vooruit dominee… ik ben niet gek of zo!” Maar toen hij bij een klein kereltje kwam aan het eind van de rij kon hij zijn zin niet eens afmaken. “Jonge vriend… wil jij dan misschien…” Maar het kereltje griste het horloge al uit de handen van de evangelist en zakte tevreden terug in zijn stoel. “Zo’n horloge had ik altijd al willen hebben,” zei hij enthousiast. En, hij mocht het horloge inderdaad houden. Na afloop kwamen de andere jongens verhaal halen bij de evangelist. “Waarom zei u niet dat u het meende en dat u echt een horloge weggaf… Zo´n horloge had ik echt nodig… Ik dacht dat u me voor gek wilde zetten… De evangelist sprak zacht en zei: “Nu begrijp je wat ik bedoelde met ‘geloven.’
Jullie vonden het een mooi horloge en wilden het best hebben, maar geloofden niet dat ik zou doen wat ik zei. Jullie dachten dat ik wel een of ander trucje zou uithalen, maar dat was niet zo. Zo is het nu precies met God. Hij meent wat Hij zegt, maar kan niet tegelijkertijd geven en ontvangen. In Jakobus staat geschreven dat net zoals het lichaam zonder de geest dood is, ook een geloof zonder werken dood is. Het gaat hier niet om ‘goede werken,’ waardoor we denken onze redding te moeten verdienen, maar om een levend geloof dat werkt en ontvangt. Een geloof dat de handen uitstrekt om de beloften van God aan te pakken. Geloof vertrouwt het Woord. Waarom? Omdat God het zei. Omdat het het Woord is van de Schepper van het leven en van een God die niet kan liegen.