Bij God is alles goed
Als we dicht bij God leven, hebben we alles wat wij nodig hebben; want in Zijn aanwezigheid is vreugde in overvloed. Zoals het staat geschreven in Psalm 16: ‘aan Zijn rechterhand liefelijkheden tot in de eeuwigheid.’
Dat is niet iets om lichtvaardig over te doen. Zijn wij in gevaar of worden we bestookt door twijfel en onzekerheid, dan horen we de stem van de Meester die zegt: “Ik breng je vrede. Wees maar niet bang, want Ik ben erbij.”
Dreigen de vloedgolven ons te overmeesteren, boezemen de woeste stromen die moeten worden overgestoken ons grote angst in, of slaan de vlammen van de beproeving uit met een haast ondraaglijke hitte, dan toch staat Zijn belofte vast. “Mijn kind, ik houd je hand vast. Als je door het water gaat, zal ik bij je zijn en het vuur zal je niet verbranden.” Als Christenen hoeven we ons uiteindelijk niet al te druk te maken over onze omstandigheden of die van de wereld, want wij zijn altijd verzekerd van Gods aanwezigheid.
Wanneer we Jezus over de zee zien lopen, kunnen we er zeker van zijn dat wij een grote rust zullen binnengaan. Gods kinderen kennen niet alleen de lieftallige, frisse lente en de warme, ontspannende zomer, maar zijn ook bekend met de jagende stormen van de herfst en de ijskoude winter waar al het leven lijkt te zijn afgestorven.
Wij genieten van de bloemen, maar zijn niet gevrijwaard van de doornen. Hoe vaak lopen wij niet door eenzame, schijnbaar onvruchtbare velden, of struikelen wij op ruwe, wilde paden waar de duisternis de dienst lijkt uit te maken? En toch… Bij God is alles goed. Als God bij ons is worden alle kromme dingen recht gemaakt; de wilde, duistere paden worden een doorgang naar groene, grazige weiden aan de wateren van rust.
De juiste vraag is dan ook niet of je wel op je gemak bent, of dat je wel een manier hebt gevonden om de problemen buiten de deur te kunnen houden. De juiste vraag is of er ook bij jou iemand door de vurige oven loopt zoals in het verhaal over de drie kinderen in Babylon toen de koning verschrikt uitriep: “We hebben toch dríe mannen in het vuur gegooid? En ze waren toch gebonden? Maar ik zie víer mannen vrij in het vuur rondwandelen! En het vuur doet hun niets! En die vierde man… die lijkt wel een zoon van de goden.”
Die vierde man leek niet alleen op een zoon van de goden, maar was daadwerkelijk de enige Zoon van God. En die machtige Zoon van God loopt mee met ieder die dicht bij God wil wonen.
Laat de stormen maar blazen over de velden van deze verwarde wereld en laat het vuur maar branden. De stormen en het vuur doen ons niets, want bij God is alles goed.