Maandag 28 maart 2022
Een nieuwe voorganger ging voor de eerste keer in zijn gemeente preken. Hij had de preek zorgvuldig voorbereid en stond die zondag dan ook trappelend van ongeduld te wachten op zijn schaapjes. Maar behalve een paar bejaarde ouderlingen en een tandeloze boer uit de buurt kwam er niemand.
Dat zat de nieuwe dominee niet lekker en hij besloot er iets aan te doen. Bij de plaatselijke drukker liet hij een aantal posters maken waarop stond: “Helaas is onze gemeente overleden. Aankomende zondag is de begrafenis en iedereen die nog voor een laatste keer in de kist van de overleden gemeente wil kijken en haar zo de laatste eer wil bewijzen is van harte welkom.”
Al snel hingen de posters overal en iedereen las de boodschap met grote verbazing. Het plan van de voorganger werkte. De volgende zondag zat de kerk letterlijk propvol. Iedereen was nieuwsgierig en wilde wel eens een kijkje nemen in de begrafeniskist. Na een korte preek van de dominee nodigde hij iedereen uit om een blik in de kist te werpen. Alle mensen gingen in de rij staan om te kijken hoe het lijk van een “dode gemeente” er uit zou zien. Elke “rouwende” gluurde even in de kist en wendde zich dan snel weer af met een schuldige, ietwat schaapachtige blik. Daar, in de kist, gekanteld in de juiste hoek voor het beste effect, bevond zich een grote spiegel.
Deze week nieuw op de site:
Zijn onze lampen gevuld?
God houdt van puzzels
Deze nieuwsbrief lezen in je browser
Spreuk van de week
Je zult ontegenzeglijk heel veel kritiek over je uitgestort krijgen als je Gods geopenbaarde wil voor je leven boven die van de mens stelt…maar tsjonge jonge, het is meer dan de moeite waard.
Beth Moore
Om over na te denken
Over geloof en ongeloof
“Geloof in God is grote onzin,” zei de man. “Ik ben atheïst, een materialist. Als je sterft, zal je bewustzijn ophouden. Je lichaam zal dan vergaan. Het is helemaal voorbij, het is precies zoals in het Lied van de Lijkwagen beschreven staat: ‘De wormen kruipen erin, de wormen kruipen eruit. De wormen spelen spelletjes op je snuit.’ Na de dood heb je geen hoop meer op hereniging met dierbaren. Je zult nooit meer genieten van andere mensen, de zonsondergang, het strand, de branding of de bergen. Er is niets. Helemaal niets. Spoedig zal iedereen je vergeten, behalve misschien dat je naam nog als een voetnoot in een of ander stoffig geschiedenisboek staat opgeschreven, maar wat heb je daaraan? Zelfs als voetnoot heb je echt niets meer te vertellen.”
Jezus zei iets heel anders. Naast zijn talloze beloften over het eeuwige leven zei Hij in Johannes 10: “Ik ben de deur. Als iemand door Mij binnenkomt, zal hij worden gered. Hij zal naar binnen en naar buiten gaan en hij zal het goed hebben. Maar een dief komt alleen maar om te stelen en te doden en te vernietigen. Ik ben gekomen om leven te geven in overvloed.”
Het christendom biedt de best mogelijke uitkomst voor volgelingen van Christus, nadat zij deze wereld hebben verlaten. Jezus biedt ons een leven in Gods nabijheid. Hereniging met geliefden. Leven zonder tranen, strijd of angst en een eeuwige wonderbaarlijke wereld van avontuur, opwinding, vreugde en liefde. Het is geen wonder dat zelfs de atheïstische filosoof Luc Ferry schreef: “Ik moet toegeven dat er onder de beschikbare wereldvisies niets kan wedijveren met het christendom, mits je gelovig bent.”
Toch gaat de strijd tegen het geloof onverminderd door. Wijlen de natuurkundige Stephen Hawkins, een overtuigd atheïst, schreef: “De hemel? Onzin. Het paradijs is niets meer dan een sprookje voor mensen die bang zijn voor het donker”. Deze opmerking bracht de christelijke professor aan de universiteit van Oxford, John Lennox ertoe om met een knipoog te zeggen: “Het zit net even anders. Atheïsme is een sprookje voor mensen die bang zijn voor het licht.” Uiteindelijk mag iedereen zelf kiezen waar hij na dit leven wil verblijven.
Naar een passage uit het boek: “The case for Heaven” door Lee Strobel
Het archief van C.H. Spurgeon
Ik kan in alle rust naar bed gaan en vredig in slaap vallen. Want U alleen, Heer, zorgt ervoor dat ik veilig ben.
Psalm 4:9
Hij die de vleugels van God boven zich weet, heeft geen ander gordijn nodig. Beter dan sloten en grendels op de deur, of ijzeren tralies voor het raam, is de bescherming van de Heer. Let op het woord “alleen”, wat betekent dat God alleen zijn hoeder was. Hoewel David alleen was en daar lag zonder bescherming of hulp van de mens, was er voor hem geen betere bewaring. Hij was “alleen met God”. Een rustig hart is een goede kameraad. Hoeveel van onze slapeloze uren zijn niet te wijten aan ons wantrouwende en ongeordende gemoed?
Zij sluimeren zoet die door het geloof in slaap worden gewiegd. Geen kussen is zo zacht als een belofte van God; geen deken zo warm als de verzekering dat Christus de wacht houdt.
Uit de schatkist van het verleden
Een ernstig gebrek? Dat hoeft geen obstakel te zijn voor een gelukkig en godvruchtig leven. Zo bewees ook de Amerikaanse Frances Jane Crosby, beter bekend als Fanny Crosby, de schrijfster van vele hymnen, die nog wekelijks in de kerk gezongen worden. Geboren in 1820 werd ze als kind al blind ten gevolge van een ooginfectie die door een kwakzalver verkeerd behandeld werd. Ze liet zich er door deze handicap echter niet van weerhouden om haar talenten op bijzondere wijze te ontplooien. Naar verluidt schreef ze meer dan 8.000 teksten, meestal op de wijs van populaire melodieën uit die tijd. Ze werd een van de bekendste vrouwen in de Verenigde Staten. Veel van haar liederen zijn in Nederland door Johannes de Heer vertaald en opgenomen in zijn zangbundel, waaronder hymnen als Volle verzeek’ring, Jezus roept zondaars, Kroont Hem, kroont Hem; en Geprezen zij God op Zijn heilige troon.
Naast hymnen schreef ze ook poëzie. Haar eerste gepubliceerde werk, getiteld “A Blind Girl and Other Poems”, verscheen in 1844.
Dat is grappig
Een man klopt aan op de hemelpoort en wil graag naar binnen. Petrus doet de poort open en kijkt hem verbaasd aan. “Karel… Ik wist niet dat het je tijd al was. Dat er zelfs voor jou plaats in de hemel is… Ik verbaas me er iedere keer weer over hoe genadevol onze Heer is,”
“Hoezo?” vraagt Karel. “Ik heb de Redder toch zeker aangenomen?”
“Klopt,” antwoordt Petrus, “maar wees eerlijk, je hebt nooit, maar dan ook nooit iets goeds voor je medemens gedaan. Zo leven we hier niet, dus het zal hier voor jou wel even wennen worden.”
“Nooit iets goeds?” antwoordt Karel. “Dat is niet waar.”
Petrus haalt zijn schouders op, fronst zijn wenkbrauwen en zegt: “Nou, mij is anders niets bekend over ook maar een enkele onbaatzuchtige daad van jouw kant.”
“Wat denk je dan van die keer op de snelweg?” antwoordt Karel verontwaardigd.
“Welke keer?” vraagt Petrus.
“Nou, toen ik op de snelweg reed en die groep motorrijders zag die een arm meisje lastigvielen. Ik stopte toen direct om te zien wat er aan de hand was, en ja hoor, zo’n 20 van die lui maakten dat arme schaap bang. Woedend stapte ik uit mijn auto, pakte een bandenlichter uit mijn kofferbak en liep recht op de leider van de bende af. Dat was een enorme vent met een leren jack vol spijkers en een ketting die van zijn neus naar zijn oor liep. Toen ik naar hem toeliep vormde de bende een cirkel om me heen. Maar dat weerhield me niet. Ik rukte dus die ketting van het gezicht van die leider af en stond daar dreigend te zwaaien met de bandenlichter, klaar om toe te slaan. Toen schreeuwde ik met overslaande stem dat ze dat meisje direct met rust moesten laten. ‘Laat dit arme, onschuldige schaap met rust! Jullie zijn een stelletje zieke, gestoorde beesten! Ga naar huis voordat ik jullie allemaal een lesje leer dat jullie niet snel zullen vergeten!'”
Petrus leek onder de indruk en zei: “Echt waar? Dit is mij niet bekend. Wanneer is dit gebeurd?”
Karel schraapte zijn keel en zei toen, een beetje bedremmeld: “Eh, ongeveer twee minuten geleden. Zo ben ik hier gekomen.”