Zingen in de trein
Jack zat in een onverwarmde treincoupé en trok zijn muts wat steviger over zijn oren. Hier zaten ze dan, zeker al een paar uur; hij en zijn medepassagiers.
De stoomlocomotief en de eerste wagon van de nachtexpres waren ontspoord in een door God vergeten oord en alles wat ze konden doen was eindeloos wachten tot er hulp zou komen. Geen brandstof, geen verwarming. Er was geen licht behalve de zaklampen van de conducteur en een paar reizigers.
Het zou nog wel even duren voordat ze zich verderop zouden gaan afvragen waarom de nachttrein er maar niet aankwam en alarm zouden gaan slaan. En dan zou het nog wel een tijdje duren. Tenslotte heb je niet zomaar een reddingsbrigade klaar staan en ofschoon er nog wel een trein van de andere kant gestuurd kon worden, moest dat toch erg voorzichtig gebeuren. Die zou tegen de vertraagde trein op kunnen rijden, want het seinsysteem op dit traject was immers erg verouderd, wat Jack als echte treinliefhebber maar al te goed wist.
Nee, het echte reddingswerk zou pas tegen de morgen beginnen.
Toen de trein met een schok tot stilstand was gekomen, was iedereen uit de trein geklommen om te zien wat er gebeurd was. De locomotief en de eerste wagon waren beide van de rails gelopen en hadden zich een weg gebaand door het grind aan de zijkant van het spoor.
Ze waren nog net niet gekanteld. Niemand was gedood en dat mocht wel een wonder heten.
De machinist en de stoker hadden echter lelijke hoofdwonden opgelopen. Ze waren naar een van de wagons gedragen, samen met wat andere licht gewonde reizigers om daar beter beschermd te zijn tegen de ijzige kou van de nacht. En daar zaten ze dan; gefrustreerd en angstig, wetende dat het nog heel lang zou duren voordat er hulp zou komen opdagen.
Plotseling begon er iemand in Jacks wagon te zingen. Een oud liedje van Vera Lynn uit de tweede wereldoorlog; ‘The White Cliffs of Dover.’ En al snel zong iedereen mee. Toen het uit was begon iemand anders een ander liedje.
Naderhand vertelde Jack: “We hebben de hele nacht gezongen, het maakte niet uit wat voor liedje het was. Populaire hits, oude classics, kerkliederen en zelfs kerstliedjes. Zolang we maar bleven zingen, dan konden we er wel tegen. De mensen uit de andere wagons klommen bij ons naar binnen, zoveel als er maar in konden en dat hield ons nog warm ook.”
“Ja, we waren eerst vreemden voor elkaar, maar op die rampzalige nacht werd er een diepe band van vriendschap gesmeed die ons er tenslotte doorheen heeft gesleept.”
Het was een bont gezelschap. Daar had je jonge soldaten met verlof en jonge gezinnetjes. Een paar oudjes en zelfs een kerel waar ik onder gewone omstandigheden liever met een boog omheen zou lopen. Maar die avond maakte dat allemaal niets meer uit. En daar heb ik ook Clifford ontmoet. Toen de trein ontspoorde begon hij zo verschrikkelijk te vloeken dat mij de haren te berge rezen. Zoiets had ik echt nog nooit gehoord. Maar het was ook weer Clifford die de machinist liefdevol in zijn armen de wagon in droeg en de rest van de nacht als een soort kruising tussen een engel en een verpleger over hem waakte.
“Ruwe bolster, blanke pit.” Dat was bij hem wel van toepassing. Je kunt niet altijd op het uiterlijk afgaan en dat is iets wat ik misschien pas die avond ben gaan leren. Als alles verkeerd gaat wil het beste nog weleens in de mens naar boven komen. Dit was zonder meer een nacht om nooit te vergeten.”
In een verlaten streek werden verkleumde en gestrande reizigers vrienden voor het leven. Er werd zelfs besloten om elk jaar weer samen te komen op de plaats van het ongeval. Jack werd voor trouwpartijen uitgenodigd en bezocht begrafenissen. Clifford ging bij de ambulancedienst werken. Het bleek dat hij nog maar kort voor die bewuste avond uit de gevangenis was ontslagen en op pad was om ‘een paar oude rekeningen te vereffenen met wat vroegere maten.’
Jaren later vertelde hij Jack dat die nacht zijn redding werd: “Het was dan wel een puinhoop die avond, maar dat weerhield me ervan een puinhoop van mijn leven te maken.”
En Jack? Die pakte de draad weer gewoon op en werd tenslotte ook mijn vader. Misschien was zijn leven niet opzienbarend, maar die avond heeft zijn leven wel getekend en het was een ervaring waar hij mij maar al te graag over vertelde. Hij vertelde mij later dat hij het haast jammer vond toen de hulp uiteindelijk opdaagde. De donkerste momenten in een mensenleven groeien soms uit tot de beste ervaringen en de hechtste vriendschappen worden juist in zulke tijden gevormd.