Kan Ik je niet dragen?
Waarom antwoordde er niemand toen Ik riep? Ben Ik dan te zwak om te bevrijden? Heb Ik dan niet genoeg kracht om te redden?
Jesaja 50:2
Dit is een schrijnende vraag die de Heer ons stelt. Eigenlijk een verwijt dat ons ongeloof blootlegt. Stel je voor dat een klein jochie een zwaar bankstel in de huiskamer probeert te verplaatsen, maar uiteindelijk gefrustreerd wegloopt omdat het meubilair veel te zwaar voor hem is. Vader vraagt hem liefdevol maar met zacht verwijt in zijn stem: “Je kunt mij toch om hulp vragen, jongen? Je hoeft het toch niet alleen te doen en ben ik dan niet sterk genoeg om deze klus aan te pakken? Samen kunnen we het aan.”
Zo kijkt de Vader ook naar ons als we vruchteloos en onzeker rondlopen en ons door angst en twijfel laten neerslaan terwijl Hij klaar staat om bij te springen als we Hem maar zouden willen vertrouwen. “Mijn ogen rusten op je, Mijn kind en Mijn armen zijn sterk genoeg om je te dragen. Kom toch tot Mij.”
Hoe vaak spreekt de Heer deze woorden niet tot ons als ook wij vruchteloos proberen dat zware bankstel te verplaatsen? Helaas zoeken wij onze hulp meestal eerst bij andere mensen, hoe goed bedoelend die vaak ook zijn, maar veel schieten we er niet bij op. Het eindresultaat is maar al te vaak dat hun raad ons moedeloos en eenzaam achterlaat en we maar bij de pakken neer gaan zitten.
En dan God nog om hulp vragen…? Ach wat kan God eraan doen? God is een fijne hulp op zondag in de kerk. Het idee dat God meekijkt terwijl we luid met de dienst meezingen en eerbiedig naar de preek luisteren geeft tenslotte een veilig gevoel. Maar is dat gevoel genoeg als het er op aankomt hele bergen te verzetten of als wij de vijand recht in de ogen kijken terwijl die ons in een hoek drijft?
Als de zonde op ons drukt en wij de overwinning over het een of ander maar niet kunnen behalen en wij ons moedeloos terugtrekken in de beslotenheid van ons eigen hart, hebben wij niet langer het vertrouwen om God aan te roepen. We spreken nog wel over Gods Woord met anderen en vertellen hen dat ze vooral moeten geloven omdat God altijd helpt, maar echt vertrouwen dat Hij dat ook voor ons zal doen, ontbreekt er wel eens aan. Ons probleem is toch zeker te groot, te zwaar en te moeilijk en terwijl God door de eeuwen heen vele wonderen heeft gedaan zal ik dat toch zeker niet meemaken? Dat is de stem van het ongeloof, een stem die niet rust op het Woord van een Almachtige Vader, en die zijn oorsprong vindt in de krochten van de onderwereld.
Maar laten wij prijzen en dankbaar zijn, want zelfs in onze troosteloze uren verlaat God ons niet. In Zijn stem licht het zachte verwijt over ons ongeloof, maar met eeuwige ontferming vraagt Hij ons dan: “Maar, kind, kan Ik dan niet helpen? Ben ik te zwak en is Mijn kracht weggeslopen?”
Denk na over dit Woord uit de Schrift en laat Gods stem je verwarmen, verrijken en je de moed geven weer op te krabbelen zodat je Zijn hand stevig vastpakt en je samen met de Herder verder gaat op die levensweg die geen meter langer zal zijn dan God voor je in gedachten heeft.