Vraag het eens aan de adelaar
Zij worden verzadigd met de overvloed van Uw huis.
Psalm 36:9
Verlangt die machtige vogel die hoog boven de bergen door het luchtruim scheert en zich baadt in het stralende zonlicht dat schittert op zijn vleugels, nog steeds naar zijn kooi in de schemerige aardse omgeving beneden? Natuurlijk niet. En mocht hij ooit nog eens terugblikken op die kooi van vergane dagen, waarin hij geketend en opgesloten rondkroop in de bekrompenheid van een bestaan zonder ware diepgang en vreugde, dan is het slechts de aanleiding om zijn vogelstem te verheffen in een loflied van verlossing, alvorens hij zijn vlucht neemt naar zijn huis onder de zon.
De Bijbel vergelijkt ons met die adelaar. Het leven van een hart dat gevuld is met Jezus is dat gevleugelde leven dat vrij en onbezorgd over de velden van deze wereld mag vliegen.
Daartegenover staat het hart van de mens die zich niet heeft overgegeven aan God; het hart van de mens die de vrijheid van God verwerpt, of niet begrepen heeft. Zo’n hart vertegenwoordigt het leven in de kooi van deze wereld. Een tweedimensionaal leven, waar alles logisch te beredeneren valt en waar er voor de wonderen die de adelaar mag aanschouwen geen plaats is.
Het beste wat de kooi te bieden heeft, is de tijdelijke voldoening. Vluchtig plezier dat voorbijgaat en de volgende dag opnieuw gezocht moet worden. Geluk zonder houvast, dat vaak uitmondt in een zielig getik tegen de tralies.
Onze dierbare Heiland geeft door Zijn dood aan het Kruis “vrijheid aan de gevangenen.” Hij maakt ons vrij en Zijn vrijheid gaat veel verder dan de vrijheid om toevlucht te zoeken in een schuilplaats op de takken van de dichtstbijzijnde boom. Hij maakt ons vrij om op te stijgen als de adelaar, vrij om door de hemel te scheren op de vleugels van het geloof, vrij om te leven in het licht van de hemel. Dat is ons leefgebied. De wereld van God en van het geloof. Het hemelse rijk van God waar Zijn Woord door ieder met eerbied wordt uitgesproken en wordt nageleefd, ver verheven boven het verstikkende ongeloof en de menselijke zonde.
Daar zijn wij vrij met een hart dat is schoongemaakt en is gehuld in een wit gewaad. Vrij om onbezorgd tot de hemelse troon te naderen waar Christus naar ons verlangt. “Zij worden verzadigd met de overvloed van Uw huis!”
Het lied in je hart zal dagelijks zijn: Laat het verleden je niet kortwieken. Gooi de angst van je af en houd je vast aan het liefdevolle woord van Christus. Vrees niet, want Ik ben met U. Ik zal u nimmer nog verlaten. Als u door de Zoon van God wordt bevrijd, zult u werkelijk vrij zijn. (Johannes 8:36)