Reken af met die boomscheuten
In een boomgaard stond eens een wilde appelboom. Maar wilde appelen zijn zuur en klein en de eigenaar van de boomgaard besloot de boom om te hakken. Er bleef niet veel meer over van de boom dan de stronk die nog boven de grond uitstak. Dat was het einde van de boom en van de wilde appelen.
Toch zag de eigenaar nog een mogelijkheid om het wortelstelsel van de wilde appelboom te gebruiken en hij entte er een bloeiend takje in van een Golden Delicious boom. Dat lukte en na verloop van tijd groeide dit takje uit tot een volledig nieuwe appelboom. Maar de nieuwe appelen die de boom nu voortbracht waren geen wilde appelen meer.
Nu hing de boom vol met Golden Delicious. De vrucht die nu aan de boom groeide had de identiteit aangenomen van het levende takje dat in de oude stam was geënt. Toch was er nog onderhoud nodig, want al snel bleek dat er uit het oude wortelstelsel nog steeds boomscheuten van de oude wilde appelboom opschoten. Deze loten zouden weliswaar nooit meer wilde appels voortbrengen, maar toch was hun aanwezigheid verderfelijk, want ze zouden de groei van het fruit aan de nieuwe boom danig kunnen verstikken. Daarom moest de eigenaar van de boomgaard een hardnekkige strijd voeren om die scheuten steeds weer weg te snijden.
Van dit beeld kunnen we iets leren over het geloof, want het is een mooie vergelijking met ons leven als kind van God en de noodzaak om ons oude leven, met haar zelfzuchtige natuur, voortdurend weg te snijden. Voordat wij Jezus kenden groeiden we op als wilde appelbomen. De vruchten die wij voortbrachten waren klein en veelal zuur en nauwelijks goed voor consumptie. Daar kwam verandering in toen wij ons onderwierpen aan Jezus en Hem de sleutel van onze boomgaard gaven.
Jezus heeft daarop de oude appelboom; de oude, natuurlijke mens, omgehakt en Zijn nieuwe natuur bij ons in de stronk geplant. Als nieuwe schepselen in Jezus zijn wij nu dood voor de zonde, maar levend voor God. Dat is niet altijd even makkelijk te begrijpen, want alhoewel wij van God houden en Hem met ons hele hart willen dienen, worden wij toch nog steeds belaagd door onze eigen verkeerde gedachten of zelfzuchtige verlangens en moeten wij voortdurend op onze hoede zijn. Maar uit dat oude wortelstelsel van onze donkere menselijke natuur, groeien nog steeds boomscheuten op. Ze zullen niet meer uitgroeien tot wilde en zure appelen en ons leven misschien niet meer dicteren, maar als wij die scheuten hun gang laten gaan, kunnen ze onze groei en ons geloof behoorlijk dwars zitten.
Dus wat moeten wij doen? Paulus geeft ons het antwoord. Hij zei: “Blijf strijden voor God. Houd je vast aan het eeuwige leven, dat God je heeft gegeven en waarvan je voor vele getuigen een klinkend getuigenis hebt afgelegd.”
Het antwoord ligt in de voortdurende strijd tegen de oude mens, met zijn ongelovige, harde natuur.
Als wij niet waakzaam blijven en strijden voor ons geloof door ons bij God terug te trekken en tijd te nemen om in Hem te groeien, lopen wij de kans om onze vreugde ongezien te verliezen. Als wij de zelfzuchtige boomscheuten van onze oude natuur niet te lijf gaan heeft dat zeker gevolgen voor ons geloofsleven.
Het is Gods hoop en Zijn wil voor ons leven dat Zijn liefde volledig tot bloei mag komen in onze levens. Dat is het plan en dus zeker een haalbare kaart.
Heer helpt U mij om de boomscheuten van mijn oude leven te herkennen en er direct mee af te rekenen zodat ze niet kunnen opgroeien en de relatie die ik met U heb verstoren.