Ik kijk vooruit
En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde bestonden niet meer. En de zee was er niet meer.
Openbaring 21:1
Aan het einde van het jaar denk ik aan de laatste dingen. Het jaar is bijna voorbij. Maar als ik aan een einde denk, denk ik ook aan een nieuw begin. Aan nieuwe dingen en dan bid ik dat die de beste dingen mogen zijn in mijn veelbewogen en veranderlijke leven. Ik denk dan aan een wereld zonder kwaad; laat dat één van die prachtige nieuwe dingen zijn. Ja, ik vind wel veel goeds en ik zie veel mooie dingen in deze huidige wereld, maar toch wordt deze wereld ontsierd door de dwaasheid van de mens en is ze bevlekt door de overtredingen van het menselijke kwaad.
Dus kijk ik verder, naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, daar waar ik thuis zal zijn. Het leven is een heerlijk bezit, tenminste, als het een vrijgekocht leven is, een gehoorzaam leven dat overladen wordt door het licht, de vrede en de kracht van de Gids die voor ons uitloopt op onze aardse pelgrimstocht.
Maar ook zo’n leven wordt achtervolgd door veel verdriet en pijn. De hemel, met al haar glorie en beloften van eeuwige vrede lijkt van tijd tot tijd nog ver weg en Gods hemelse kristallen zijn nog ongrijpbaar. Maar dat geeft niet, want ik weet dat het schaduwloze leven voor mij bewaard wordt. Heeft Hij niet gezegd dat Hij alle tranen van onze ogen zal afwissen?
Ik verlang ook naar de dag waarop ons hart de zonde niet langer met zich meedraagt. O eeuwige Vader, laat dat ook mijn erfenis zijn. De tijd waarop er geen verzoeking meer is. Onze omzwervingen zijn ten einde en niemand zucht en steunt meer vanwege de ongerechtigheid die vandaag nog in overvloed heerst.
De teleurstelling is voorbij en ik sta schoongewassen en onberispelijk gekleed voor de troon van de Koning. Samen met de Heer, gevrijwaard van stormachtige winden en de woeste zee. Niets dat onrein is komt er binnen.
Ik denk ook aan een stad zonder tempel. Vader, wat verlang ik er naar daar te mogen lopen. Begrijp me niet verkeerd, de kerk hier op aarde is goed, maar ik weet dat deze slechts een onvolmaakte afspiegeling is van iets veel beters. Hier is de gemeenschap nog verbroken maar daar is die volmaakt; direct, ononderbroken en van aangezicht tot aangezicht.
Daar zal ik Jezus zien. Ik zal in het wit met Hem wandelen. Mijn handen zullen die van Hem mogen aanraken. Mijn voeten zullen in de pas met de Zijne lopen. De almachtige Heer God en het Lam zijn de tempel van die stad. Dus nu, aan het einde van het jaar, denk ik aan zulke dingen en dan, wanneer ook deze maand ten einde is, moge dan de Nieuwe Zon opgaan, die alles nieuw maakt waarbij het oude is heengegaan.
Naar een artikel van Alexander Smellie