De Moslim zendeling
Door Kim Boyce
Waar gaat het om als we aan de poort van de eeuwigheid staan? Is het wat we hebben gelezen of wat we hebben gedaan? Hoe goed we hebben gesproken of hoe goed we hebben geleefd?
Toen ik nog op de bijbelschool zat waar ik opgeleid werd tot zendeling waren mijn vrienden en ik gewend om ’s avonds urenlang te praten over alles wat we al geleerd hadden. We waren er min of meer van overtuigd dat wij inmiddels alles wisten wat er op religieus gebied te weten viel en de gedachte dat God misschien nog een paar wijze levenslessen voor ons in petto had, kwam niet bij ons op. We waren jong, trots en onervaren.
Juist daarom was het verplicht om als afronding van onze opleiding een jaar door te brengen op een afgelegen zendingsveld en zo kwam het dat ik op zekere dag onzeker rondliep in Afrika over de stoffige wegen van Senegal en begon te leren wat het werkelijk inhield om op geloof te leven.
Toen ik op een zonnige dag op mijn vriendin stond te wachten die postzegels kocht in het postkantoor ontmoette ik een donkere man die zomaar tegen me begon te praten. Hij kwam uit Mauritius en had vriendelijke, diepliggende ogen en een karakteristieke witte hoofdband. Opgewonden wees hij steeds maar naar de hemel. Ik begreep er niets van. Ik schudde mijn hoofd en zei in het Frans dat ik hem niet begreep.
Hij reageerde verbaasd en herhaalde toen wat hij had gezegd, alleen deze keer sprak hij het heel langzaam uit en legde hij luid de nadruk op bepaalde woorden.
Maar ik begreep er nog steeds niets van.
Mijn vriendin was inmiddels het postkantoor uitgekomen en nu herhaalde de man nog luider wat hij al tegen me had gezegd.
“Hij wil weten of we in Allah geloven,” zei mijn vriendin, die hem verstond.
“Hij is Moslim en wil iedereen over zijn geloof vertellen.”
Toen begon zij de man vriendelijk over Jezus te vertellen.
De man leek erop voorbereid. Hij glimlachte breed. Zijn grote witte tanden schitterden in de zon. Toen begon hij te vertellen over de redenen waarom ons geloof niet klopte en het geloof in Allah de enige juiste weg was. Er was geen stoppen aan, maar na een minuut of twintig begon het bij hem te dagen dat wij niet van zins waren om ons geloof zomaar af te zweren. Hij leek oprecht bedroefd over ons ongeloof en draaide zich tenslotte teleurgesteld om en vertrok.
Deze gebeurtenis bleef me verder de hele dag bij. Hier was iemand die net zo overtuigd was van zijn geloof als ik. Hij had antwoorden op alle vragen, was goed onderlegd en beleefd en wij konden zijn geloof op geen enkele manier beïnvloeden, net zomin als hij dat bij ons kon doen.
Dit was de eerste keer in mijn leven dat ik me goed realiseerde dat ik niet iedereen zou kunnen overtuigen door mijn slimme woorden en theologische wijsheden.
Wij waren er beiden vast van overtuigd dat wij de waarheid hadden en deden ons best om anderen hiermee te helpen. Zelfs als ik zijn taal goed had kunnen spreken, had ik de wijsheid niet gehad om deze man te kunnen bereiken met het Evangelie.
Ik zat met vragen die ik niet zomaar kon beantwoorden. Ik had op de bijbelschool hoge cijfers behaald, maar opeens realiseerde ik me dat er heel wat meer nodig was dan boekenkennis om mensen het Evangelie te brengen.
Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat de grote opdracht die Jezus ons gegeven heeft; het Evangelie overal door te geven, veel meer inhoudt dan op een slimme manier gaten prikken in iemands verdedigingsschild en het opzeggen van de juiste bijbelverzen in een discussie. Kennis is natuurlijk belangrijk, maar waar het bovenal om gaat is een persoonlijke beleving. Om een eigen relatie met God. Het gaat om het voeden van hongerige mensen met de echte daden van het geloof. Om het met Augustinus te zeggen: “Predik overal het Evangelie en als het echt niet anders kan, gebruik dan woorden.”