Altijd op tijd
Toen Jezus wat van de zure wijn gedronken had, zei Hij: “Mijn taak is vervuld!” Hij boog Zijn hoofd en gaf Zijn geest over. Johannes 19:30
Jezus deed alles altijd precies op tijd. Hij nam voor de dingen de benodigde tijd en was overal precies op tijd aanwezig. Op Zijn missie, ons te verlossen van de dood en ons naar het licht te leiden, was Hij nooit haastig en probeerde Hij nooit meer te doen dan Hij op dat moment moest doen.
Het is duidelijk dat Hij er een heel ander werkschema op nahield dan wij en dat Hij ook niet gebonden was aan tijdzones of zomer- en wintertijd. Jezus volgde eenvoudigweg de Eeuwige Standaard tijd. Hij kwam dan ook nergens te laat en was ook nooit ergens te vroeg. Hij kwam gewoon wanneer Zijn aanwezigheid nodig was.
Dat begon al bij Zijn geboorte, toen Hij precies op tijd geboren werd in een dierenstal die door de ster verlicht werd om de geboorte van de nieuwe koning aan te kondigen.
Andere mensen vonden weleens dat Hij te laat was, zoals Martha en Maria toen Lazarus was gestorven, maar Jezus kwam precies op tijd om hem weer tot leven te wekken. Toen Zijn broers wilden dat Hij naar een feest ging zei Jezus dat ze maar zonder Hem moesten gaan omdat ‘Zijn tijd nog niet was gekomen’ en Hij dus niet ging. Maar toen ze net waren vertrokken ging Hij er zo onopvallend mogelijk toch naar toe en predikte er wat later uiteindelijk een krachtige boodschap. (Johannes 7)
Zo zijn er talloze voorbeelden te vinden.
Het is dus belangrijk dat we Gods schema volgen en niet ons eigen. Ondanks het feit dat Jezus voortdurend werd geconfronteerd met allerlei situaties waarin Hij gedwongen werd om te kiezen tussen wat goed was, wat beter en wat het beste was, maakte Hij telkens de juiste keuze. Zijn leven lag zo diep verankerd in de liefde voor Zijn Vader dat de juiste keuzes het logische gevolg waren en alles precies op de juiste tijd gedaan werd. Gods plan en Zijn schema volgen vaak een heel andere weg dan de onze. Voor ons moeten de dingen snel gebeuren. Het is overduidelijk dat we direct moeten ingrijpen. Maar God heeft de eeuwigheid voor ogen, niet alleen het tijdelijke.
Ook wij moeten leren om verder te kijken dan het tijdelijke en onze ogen te richten op de eeuwigheid. Jezus hield altijd het einde voor ogen. Hij wist dat er een Dag des Oordeels zou komen en vocht daarom haast onvermoeibaar om de mensen die verloren waren in het duister en de zonde met de liefde van Zijn Vader te beroeren. Jezus wist dat ze niet aan de eeuwigheid dachten en niet verder keken dan het tijdelijke. Zij zagen de eeuwigheid niet, maar Hij zag dat wel. Zijn hele leven was erop gericht de mensen te helpen verder te kijken dan hun neus lang was en het tijdelijke te nemen voor wat het was en de blik te richten op wat zou komen; de eeuwigheid.
Zelfs toen Hij stierf en zei: “Vader vergeef het hen, want zij weten niet wat ze doen,” dacht Hij aan de eeuwigheid. Hij zei eigenlijk: “Vader, ze zien niet in de eeuwigheid. Ze zien alleen vandaag maar. Daarom weten ze niet wat ze doen en begrijpen ze niet wie Ik ben!”
God is dus altijd precies op tijd. Nooit te vroeg, nooit te laat. Hij komt op tijd. Gods schema in het leven van Jezus was perfect en dat is het ook in jouw leven.
God kent die zorgen in je hart. Die situatie waar je je zo over opwindt en die opdracht waar je al zo lang op hebt gewacht. Dat antwoord op je gebeden of dat geld dat je zo hard nodig hebt om deze maand de huur te kunnen betalen.
Je hebt al zo lang gewacht en je begint je af te vragen waar God eigenlijk is. Hoe lang moet je nog wachten? Geen seconde langer dan nodig. God kent je nood, maar Hij weet ook wanneer Hij het antwoord moet geven en hoe dit het beste in Zijn schema past. En terwijl wij wachten, kunnen we er verzekerd van zijn dat onze God, die alles zo volmaakt dirigeert, alles voor ons bestwil zal uitwerken, omdat wij van Hem houden.
Wat kunnen wij hier nog over zeggen? Als God aan onze kant staat, wie zal dan tegen ons zijn? God heeft immers Zijn eigen Zoon niet ontzien, maar Hem uitgeleverd terwille van ons allemaal. Zal Hij, nu Hij Zijn Zoon heeft gegeven, ons dan ook niet alles geven? (Romeinen 8:31-32)
Naar een artikel van John Walker