Toch nog een goede kerstmis

Een oud kerstverhaal, bewerkt en verteld door Koos Stenger

 Kerstmis is misschien wel de leukste tijd van het jaar. Buiten is het koud en binnen is het warm en gezellig. Overal zijn er lichtjes en klinkt er mooie muziek. Er is lekker eten en iedereen is blij. Tenminste, bijna iedereen.

Ineke niet. Die was niet blij. Deze kerst tenminste niet.

Normaal gesproken was Ineke ook altijd blij met kerstmis, maar dit jaar liep het anders. En eigenlijk was het haar eigen schuld.

Ineke was al zeven en had niets te klagen. Alles ging goed. Ze woonde in een goed huis met een lieve vader en moeder en een klein broertje.

Toegegeven, dat broertje was minder leuk want Jantje, zo heette die, was een lastig ventje. Die jengelde de hele dag en wilde altijd aan haar spullen zitten. Maar verder was het zo erg niet. Ze had bijvoorbeeld een hondje en ze had vriendinnetjes. En ze was gezond.

Ze had dus bijna niet te klagen.

Bijna niet?

Er was iets waar ze een gruwelijke hekel aan had en daar mopperde ze wel eens over. Eigenlijk mopperde ze er elke dag over.

Ze moest namelijk elke dag opstaan. En dat wilde Ineke niet. Ze kon haar bed gewoon niet uitkomen.

Het was veel te lekker warm en knus onder de dekens en de vloer van haar slaapkamer was veel te koud. Bovendien was ze altijd zo lekker aan het dromen. Haar vader had haar nog wel gewaarschuwd dat het zo niet door kon gaan, maar daar had Ineke geen boodschap aan.

Elke morgen kwam haar vader haar kamer binnen. “Ineke… opstaan!!!

En dan snurkte ze extra hard en hoopte dat vader haar zou laten liggen.

“Ineke… opstaan! Je moet naar school!

“Hm, nog eventjes vader! Het is zo lekker warm,” kreunde Ineke dan.

“Ineke, opstaan!” En dan begon vader te schreeuwen.

En moeder ook.

En Jantje begon te schreeuwen.

En de hond blafte.

Iedereen was tegen haar.

En dan stond ze maar op. Met tegenzin natuurlijk. Dan sleepte ze zich over de koude vloer naar de badkamer en spetterde ze water over haar slaperige gezicht.

O, wat had ze daar een hekel aan. Opstaan. Dat was het ergste wat een mens kon overkomen.

“Dat gaat nog eens mis,” sprak vader dreigend. “Vandaag of morgen mis je iets heel belangrijks omdat je je bed niet uit wilt!”

“Ja,” zeiden moeder en Jantje instemmend en de hond blafte ook opgewonden. Maar Ineke deed er niets aan.

En toen kwam kerstmis er weer aan.

Buiten was het al aan het vriezen en er stonden zelfs ijsbloemen op de slaapkamerramen. Dat hielp Ineke natuurlijk niet om op te staan.

Maar kerstmis was wel erg leuk… Eigenlijk de leukste tijd van het jaar; als iedereen lekker binnen bij de kachel zit en lekkere dingen eet en er pakjes onder de kerstboom liggen.

Dat was leuk. Veel leuker dan opstaan. Ze had haar verlanglijstje al gemaakt. Ineke wilde een Playstation. En een nieuw poppenhuis met batterijen voor de verlichting.

En snoep. Heel veel snoep!

En nog veel meer.

Er kwam eigenlijk geen einde aan het lijstje dat ze bij moeder inleverde.

Moeder zuchtte diep terwijl ze het lijstje in de zak van haar schort schoof.

Toch was niet alles leuk aan kerstmis. Op school moest ze bijvoorbeeld extra vroeg beginnen omdat ze moest zingen met het zangkoor dat met kerstmis een uitvoering gaf. Dat betekende nog vroeger opstaan.

Je begrijpt wel dat het met dat zangkoor niet veel werd. En ze moest ook een keer met vader mee naar het winkelcentrum. ’s Morgens om negen uur al.

‘Om met de kerstman te praten,’ had Vader nog gezegd. Maar wat had zij nou met de kerstman te maken? En dan zo vroeg?

“Wat moeten we toch met Ineke?” wanhoopte Moeder.

“Ik weet het ook niet meer,” beaamde Vader.

En de hond blafte ongerust.

Maar Ineke had er geen moeite mee. Die sliep zoveel als ze kon.

En toen kwam kerstavond. O, wat was Ineke opgewonden. Morgen was het kerstmis met al die pakjes en dat lekkere eten. Nog één nachtje slapen en dan zou ze alle pakjes krijgen die op haar verlanglijstje stonden…

Die nacht kon ze voor de verandering niet in slaap vallen. Ze was zo opgewonden dat ze maar bleef woelen en draaien.

Was het al bijna morgen?

Nee, in de verte sloeg de torenklok twee keer. Het was dus pas twee uur in de nacht… O, wat werd Ineke moe… Heel erg moe. En opeens viel ze in slaap…

Ze droomde van pakjes en slapen en lekker eten… en toen droomde ze…

O, wat was het weer lekker warm in bed.

Vader kwam binnen.

Ze hoorde zijn stem ergens heel ver weg…

“Ineke, opstaan!”

Maar Ineke draaide zich lekker om. Nee hoor, vandaag kwam ze er niet uit. Het was veel te lekker in bed.

“Ineke!” Vader begon weer te schreeuwen.

En moeder schreeuwde.

En Jantje schreeuwde.

En de hond blafte.

Maar Ineke…? Nee hoor. Die kwam er niet uit.  Ze was zo moe, zo vreselijk moe. En het was veel te knus onder de dekens. Ineke sliep gewoon door.

Tenslotte werd ze toch wakker en opende ze voorzichtig een oog.

Het was al licht.

Misschien was het nu toch tijd om op te staan. Ze draaide zich nog een laatste keer om, maar begon zich al snel te vervelen.

Nee, ze moest er nu toch echt uit.

Ze sloeg de dekens weg, stapte op de koude vloer en strompelde de badkamer in om wat water over haar gezicht te sprenkelen. Toen ging ze naar beneden.

Daar was de kerstboom. Opeens realiseerde ze zich dat het kerstmis was.

“Mamma, pappa, het is kerstmis!” jubelde ze verheugd.

Maar niemand gaf haar antwoord.

Niemand zei iets.

Er lagen ook geen pakjes onder de boom.

Jantje zat in een hoekje blij te spelen met een nieuwe auto. Er lag allemaal uitgepakt speelgoed om hem heen. Wat had die veel gekregen!

Pappa was in een ‘grote mensenboek’ aan het lezen, zo’n saai boek zonder plaatjes, dat hij altijd van mamma kreeg met kerstmis.

En de hond kauwde op een groot, nieuw bot.

Waren dat pakjes geweest? Het is toch kerstmis?  ‘Waar zijn mijn pakjes,’ dacht Ineke onzeker.

Mamma was de keuken aan het opruimen.

“Mamma, pappa, het is kerstmis!” sprak Ineke.

Iedereen stopte met wat ze aan het doen waren. Ze keken haar allemaal aan.

Behalve de hond. Die had het te druk met zijn nieuwe bot.

“Kerstmis? Nee hoor,” zei Vader. “Je bedoelt: ‘het was kerstmis.’

Het was kerstmis? Wat bedoelde vader?

“Kerstmis is al voorbij,” zei vader weer. “Dat was gisteren. Jij hebt de hele dag geslapen en je wilde er niet uitkomen.”

“Maar…maar,” stamelde Ineke, “is het echt voorbij?”

“Ja, voorbij,” zei Jantje enthousiast. “Het was heel leuk en we hebben heel lekker gegeten. Het is nog nooit zo leuk geweest! En jij was er niet.”

Wat was die Jantje toch vervelend.

“Geeft niets hoor,” zei Moeder opbeurend. “Volgend jaar vieren we weer kerstmis!”

“En mijn pakjes dan,” zei Ineke angstig. Haar lipje begon opeens te trillen.

“Pakjes?” zei vader. “Die hebben we weggegeven. Aan Marietje, dat meisje aan de overkant. We hebben je nog geroepen, maar je kwam je bed niet uit!”

“Ja”, brulde Jantje… “allemaal weggegeven!”

En opeens kwamen de waterlanders. Grote zoute tranen biggelden over haar wangen en haar schouders begonnen wild te schokken.

O, wat was dat nou erg. Pappa en Mamma vonden het wel naar voor Ineke, maar het was toch haar eigen schuld. Zelfs de hond keek geschokt op en vergat even om aan zijn kluif te likken.

Toen draaide Ineke zich om en rende weer naar boven. Terug naar haar bed. Onder de dekens. Daar was het knus. Daar was het veilig en warm.

Iedereen was tenslotte gemeen tegen haar. Zelfs de hond.

En zo viel ze weer in slaap.

En ze droomde weer… Een hele bijzondere droom. In haar droom liep ze over een prachtig, groot veld vol met gras. Wat was dat gras groen! Overal stonden prachtige bloemetjes. De lucht was zo blauw. Er kwetterden allemaal vogeltjes. En het rook zo lekker fris.

O, wat was het hier mooi. Waar was dit? Waar ze maar keek zag ze opeens allemaal dieren. Konijntjes en herten. Honden en katten en allemaal beesten die ze nog nooit eerder gezien had.

Toen zag ze ook mensen.

Wat waren die vriendelijk en aardig. Iedereen was blij. Iedereen hielp elkaar.

Niemand dacht aan zichzelf. Het leek wel alsof iedereen tevreden was. Niemand had te veel, niemand had te weinig. Iedereen had precies genoeg en iedereen was blij. Toen hoorde ze een stem. Een warme stem, die zacht, maar heel beslist zei: “Dit is de geest van kerstmis. Kerstmis is de geest van liefde!”

Toen werd het stil en was de droom opeens voorbij.

Ineke werd wakker.

Ze wreef in haar ogen en keek verbaasd rond. Wat was dat? Wat had ze daar gedroomd? Die laatste droom was wel erg mooi geweest. Wat was dat een fijne plaats. En wat had die stem gezegd? “Dit is de geest van kerstmis.”

En opeens wist Ineke wat ze wilde. Ze wilde niet langer altijd maar slapen. Ze wilde net zo zijn als al die mensen uit haar droom. Ze wilde zo leven dat het elke dag kerstmis was. Als ze altijd maar sliep kon ze nergens van genieten.

Ze rende weer naar beneden naar de huiskamer.

Het kon haar opeens niet meer schelen dat ze geen pakjes kreeg en dat ze het eten gemist had. Het kon elke dag kerstmis zijn. Dat was veel beter.

Toen ze de huiskamer binnenstormde stopte ze abrupt.

Wat was dat?

Mamma stond in de keuken. Het rook er heerlijk. En daar onder de boom lagen pakjes. De hond lag ernaast en kwispelde enthousiast. Er stond een kerst-cd op die net Stille Nacht aan het spelen was. Jantje stond zenuwachtig bij een groot pak waar zijn naam op stond en jengelde dat hij het wilde openmaken.

“Maar… maar… ik dacht dat kerstmis voorbij was,” stamelde Ineke.

“Voorbij?” zeiden pappa en mamma tegelijk. “Natuurlijk niet. Wij wilden je net gaan roepen, want Jantje kan het niet langer uithouden. Hij wil zijn pakjes openmaken.”

En opeens begreep Ineke wat er gebeurd was.

Ze had alles gedroomd.

Alles.

Ze had gedroomd dat ze door kerstmis heen was geslapen en dat al haar pakjes aan Marietje waren gegeven. En ze had gedroomd over die mooie plaats en over de geest van kerstmis…

Opeens stonden er tranen in haar ogen.

“Wat is dat nou?” zei vader. “Zie ik daar tranen?”

“Huilebalk,” zong Jantje. “Huilebalk!”

“Nee hoor,” zei Ineke. “Ik huil omdat ik blij ben dat het kerstmis is en dat iedereen samen is. Mamma, ik heb toch zo raar gedroomd…”

“Dat geeft niets hoor lieverd,” zei mamma, die haar een dikke zoen gaf. “Vandaag is het kerstmis en het wordt een hele fijne dag!”.

En toen kreeg Ineke haar pakjes.

Ze was er wel blij mee, maar eigenlijk kon het haar niet eens zoveel schelen.  Er zat eigenlijk maar één pakje bij waar ze in het bijzonder blij mee was. Dat was een grote, glimmende zilverkleurige wekker.

“Hier ben ik het meest blij mee,” zei Ineke toen ze hem uitgepakt had. “Vanaf vandaag zal ik nooit meer te lang doorslapen. Ik wil genieten van elke dag, want elke dag is het eigenlijk een beetje kerstmis en er is dus heel veel te doen en te beleven!”

Pappa begreep er niet veel van. Mamma ook niet.

De hond geeuwde.

Zo hadden ze Ineke nog nooit gezien.

Ze keken elkaar eens aan, maar ze waren blij dat Ineke zo blij was. En inderdaad veranderde Ineke. Vanaf die dag zette Ineke elke dag haar zilverkleurige wekker en sprong ze opgewonden haar bed uit als dat ding afging.

“Goeiemorgen nieuwe dag,” zei ze dan opgewekt. “Vandaag is het weer een beetje kerstmis en ga ik een fijne dag hebben!

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier