De libelle
Een verhaal over het leven en de dood
Op de bodem van de vijver kropen eens kleine larven van libellen rond.
Ze leefden in het water, waar ze op kleine waterdieren joegen en ze waren tevreden en tot op zekere hoogte best wel gelukkig. Toch hadden ze allemaal een vreemd, onbestemd gevoel dat er meer was dan de vijver waarin ze leefden. Er was iets hogers, een ongrijpbaar, vreemd verlangen naar iets dat ze niet konden zien of zelfs maar konden begrijpen, maar dat elk moment van de dag tot hen sprak en naar hen uitriep.
Natuurlijk kon niemand het verklaren en er was er niet een die precies wist hoe het zat.
Maar wat ze wel zagen was dat er geregeld soortgenoten waren die na verloop van tijd via de rietstengels omhoog kropen en zomaar opeens uit het water verdwenen om nooit meer terug te komen. Wat was er toch aan de hand?
Dus besloten ze gezamenlijk tijdens een grote vergadering dat de volgende larve die het in zijn bol kreeg om naar boven te klimmen terug moest komen om de anderen te vertellen wat er nu precies aan de hand was. Een prima idee en dus wachtten ze allemaal gespannen op de volgende larve die de onweerstaanbare drang voelde om die lange reis te ondernemen en zich via de rietstengels omhoog te worstelen.
Lang hoefden ze niet te wachten, want al snel gebeurde het dat een van hen op zekere dag de aanvechting voelde om de reis ook te beginnen. Hij schreeuwde nog vol overtuiging tot zijn kameraden dat hij zeker terug zou komen. Beloofd was tenslotte beloofd en zo begon hij goed gemutst aan zijn reis.
Maar toen hij uit het water kwam was alles anders. Wat was het daarboven helder en prachtig. Beneden in de vijver was alles duister en donker, maar hier niet. Hier op het blad van de lelie straalde alles met een ongeëvenaarde schoonheid en gloed. De larve dacht enthousiast aan zijn vrienden daar beneden in het donker, maar net toen hij er over dacht om terug te gaan en hen te vertellen hoe mooi het er hier uitzag, veranderde hij. De larve begon zich te openen en op onverklaarbare wijze ontvouwden zich twee grote, gekleurde vleugels en kreeg hij de onweerstaanbare drang om te gaan vliegen. Hij was niet langer een larve, maar een prachtige, schone libelle. Hoe was dat mogelijk? Hij was toch zeker altijd een larve geweest in het duister van de vijver?
Maar dit was zoveel beter. Hier waren geen woorden voor. Dit was met geen larve-pen te beschrijven. Vol vreugde vloog hij heen en weer over de vijver. Als hij goed keek, kon hij zijn vrienden daar beneden in de vijver nog zien, maar zij konden hem niet meer zien. Hij was nu anders. Hij was een andere wereld binnen gegaan en er was geen enkele manier om terug te gaan naar dat kille, duistere water om iedereen te vertellen wat er gebeurd was.
De libelle sloeg zijn vleugels uit en vloog zijn nieuwe, wijde wereld in, blij en vol verwachting. En zijn vrienden? Dat was toch zeker geen probleem. Eens zouden die ook komen.