De lijdensweg

Naar een preek van C.H. Spurgeon uit 1859

“Daarbij moeten we alleen op Jezus letten, want Hij is onze Leider. Hij wijst ons de weg en gaat voor ons uit. Hij is ons voorbeeld in het geloof. Hij verdroeg de dood aan het kruis en alle schande, omdat Hij wist hoe blij Hij daarna zou zijn. Nu zit Hij naast God op de troon. 
Hebreeën 12:2

Inleiding
Laat die woorden diep tot je doordringen en laten wij in alle rust en stilte naar Jezus kijken. Als wij dat doen zullen we al snel tot de conclusie komen dat woorden hopeloos tekortschieten om die weergaloze, ongeëvenaarde liefde van Jezus voor ons mensenkinderen passend te beschrijven. Gods liefde is een onuitsprekelijk wonder dat ons menselijk begrip ver te boven gaat en met geen pen te beschrijven valt.

Niemand van ons kan ook maar een fractie van het lijden dat Hij voor ons heeft doorstaan echt begrijpen. Filosofen, wetenschappers en geleerden hebben de aarde tot in de kleinste details onderzocht, de sferen doorkruist, de hemelen gemeten, de heuvels gewogen, maar de oneindige liefde van God voor de mens is eenvoudigweg onmeetbaar. Zoals de zwaluw slechts over het water scheert, maar nooit de diepten van het meer kan bevatten, zo zijn ook alle beschrijvingen over Gods liefde slechts oppervlakkig in onze aardse termen. De onmetelijke diepten van Gods liefde liggen ver beneden onze waarneming.

De Koning die een mens werd
Toen Jezus voor de geboorte in Bethlehem in de hoogste hemelen troonde, was Hij de allerhoogste God; door Hem werden de hemelen en al hun heerscharen gemaakt; door Zijn macht hing Hij de aarde op aan niets; Zijn almachtige arm hield de sferen in stand; de pilaren van de hemelen rustten op Hem; de lofzang van engelen, aartsengelen, cherubijnen en serafijnen omringden Hem voortdurend; het koor van de Halleluja’s van het universum stroomde onophoudelijk naar de voet van Zijn troon, Hij heerste boven al Zijn schepselen.

En toen werd Hij een mens, gekleed in de klei van het zondige, menselijke lichaam.

Hoe diep is de Koning wel afgedaald? Niet alleen werd Hij een mens met een aards lichaam, maar Hij werd een man van smarten; een mens die kwam om te bloeden en te lijden als de Zoon van God en uiteindelijk voor ons te sterven.

De Koning aan het kruis als een misdadiger? Die lijdensweg is ongeëvenaard. Zoals de Bijbelpassage stelt: “Hij verdroeg de dood en de schande omdat Hij wist hoe blij Hij daarna zou zijn…” Wat is erger om te sterven in dood, schande en verlatenheid?

Op weg naar Golgotha in schande
Laten we toch naar Golgotha gaan om dit gruwelijke schouwspel onder ogen te zien. Jezus Christus op weg naar de kruisiging waarbij Hij de schande verachtte.

Schande is voor ons mensen een afschuwelijk iets. Schande verontrust ons. Voor een mens zijn spot en minachting van een medemens haast ondraaglijk; schaamte is een van de ingrediënten van de hel zelf; het is een van de bitterste druppels in die vreselijke beker van ellende. Jezus voelde die schande ook, maar verachtte die.

Voelde Hij die dan niet? Natuurlijk wel. Sterker nog, hoe nobeler de aard van een mens, hoe scherper hij de kleinste minachting voelt. Voor Christus, de man van smarten, moet het vreselijk zijn geweest om beschaamd en bespot te worden.

Een man in een harnas zou makkelijk door doornenstruiken kunnen lopen zonder ook maar iets te voelen, maar een man die volledig open en onbeschermd is zou zelfs de kleinste oneffenheden op de weg voelen. Christus was zo’n open en onbeschermd mens. Hij had Zijn menselijke harnas van een hard hart afgeworpen en zichzelf ontdaan van alle beschutting om zo de menselijke pijn volledig te dragen. Hij ontdeed zich van alles wat Hem gevoelloos kon maken, want Hij had lief met heel Zijn ziel; Zijn sterke hart was gericht op het welzijn van het menselijk ras. Zo liet Hij het toe om bespot en bespuugd te worden door de schepselen die Hij juist wilde redden. Zijn eigen schepping verstootte Hem.

Was het eenvoudig om die schande te verdragen? Natuurlijk niet. Die pijn moet onbeschrijflijk groot zijn geweest.

Hij is een godslasteraar en een verrader
Hij in wie geen zonde was en die geen kwaad had gedaan, werd beschuldigd van de ergst mogelijke zonde. Hij werd voorgeleid aan het Sanhedrin met de aanklacht van godslastering. Godslastering? — Hij die zei: “Het is mijn spijs en mijn drank om de wil te doen van Hem die mij gezonden heeft.” Kon Hij lasteren? Hij die in het diepst van zijn lijdensweg, toen Hij grote druppels bloed zweette, uitriep: “Mijn Vader, niet mijn wil, maar de Uwe geschiede” — kon Hij lasteren?

Nee. En juist omdat deze aanklacht zo in strijd was met Zijn karakter en Zijn verlangen om de Vader te dienen, moet deze beschuldiging haast ondraaglijk zijn geweest. Zo’n beschuldiging zou de geest van een engel kunnen verwoesten en de moed van een goed mens doen verdorren.

Ze zeiden ook dat Hij schuldig was aan opruiing; ze riepen dat Hij een verrader was van de regering van Caesar; dat Hij het volk ophitste door te verkondigen dat Hij zelf een koning was.

Een verrader? Hij die zei: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld, anders zouden mijn dienaren vechten.” Hij die zich, toen ze Hem met geweld wilden dwingen om koning te worden, terugtrok om in de wildernis te bidden — kon Hij verraad plegen? Onmogelijk.

Spot en wrede grappen
Naast die kwelling van ongefundeerde beschuldigingen kwamen ook de spotternijen en de hoon. Dat begon al toen Hij voor Herodes werd geleid die van Hem de nodige kunstjes verlangde. Herodes behandelde hem als een idioot, maar Jezus liet hem zijn gang gaan. Hij had Herodes maar aan hoeven kijken en hem kunnen vernietigen met één blik van Zijn vuurspuwende ogen. Maar dat deed Hij niet. Toen kwamen de ruwe soldaten met hun wrede grappen die ze over Zijn tedere hart uitstortten, maar Jezus liet het allemaal toe. Zoals de profetie zegt: “Hij werd mishandeld, maar Hij protesteerde niet. Hij zei niets, net als een lam dat wordt weggebracht om geslacht te worden, en net als een schaap dat wordt geschoren”. (Jesaja 53:7)

Onze Verlosser werd te midden van een schunnige soldatenmacht ontdaan van alle kleding die Hij had. Zijn heilige lichaam, het omhulsel van het kostbare juweel van Zijn ziel werd blootgesteld aan de openlijke minachting van grofgebekte mensen die totaal verstoken waren van elk greintje fijngevoeligheid. Hij die de lelies op het veld bekleedde met pracht, had niet de middelen om zichzelf te kleden; Hij die de aarde met juwelen had gezegend en er gewaden van smaragden voor had gemaakt, had niet meer dan een vod om Zijn naaktheid te verbergen voor een starende, spottende, hardvochtige menigte. Hij had kleding van vachten gemaakt voor Adam en Eva toen zij naakt waren in de hof van Eden; Hij had die arme vijgenbladeren van hen afgenomen waarmee zij hun naaktheid probeerden te verbergen en hen iets gegeven waarmee zij zich konden omhullen tegen de kou; maar nu zouden de soldaten Zijn schamele kledingstukken verdelen en er om gaan dobbelen.

Toen Hij aan het kruis hing, schreeuwden de omstanders: “Als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van dat kruis af en dan zullen wij in U geloven.” Hoe vaak daagden ze hem wel niet uit om Zijn goddelijkheid te bewijzen, maar die mensen waren niet geïnteresseerd in de waarheid; ze deden slechts hun best Hem te doen struikelen.

Een man, een sterke, gespierde man zou erop losslaan, zich verdedigen en het uitvechten. Maar Jezus liet het toe en verdroeg het kruis en de schande. Kun je je voorstellen dat God uitgedaagd wordt door Zijn eigen schepselen — de eeuwige Jehova die geprovoceerd wordt door de mens die Hij in liefde heeft gevormd en gekneed? De Oneindige, die veracht wordt door de eindige en Hij door wie alle dingen bestaan, die wordt uitgelachen, bespot en veracht door een worm?

De Koning op een namaaktroon
Christus was een koning, en nooit was er zo’n koning als Hij. Hij is Israëls David; alle harten van Zijn volk zijn met Hem verbonden. Hij is Israëls Salomo; hij zal heersen van zee tot zee en tot aan de uiteinden van de aarde. De aarde kent veel koningen, maar dat zijn ze niet; geen van allen. Maar hier was een Koning van het ware bloed, iemand van het juiste koninklijke ras, die kwam om zich te vermengen met de gewone mens.

En wat deed de mens? Zij leverden Hem over aan ruwe en wrede soldaten die Hem op een nagemaakte troon plaatsten. Ze ontdeden hem van Zijn eigen gewaden, vonden een oude soldatenmantel van scharlaken of purper, en sloegen die om Zijn lendenen. Vervolgens werd er een doornenkroon op Zijn voorhoofd geperst en brachten ze hun hulde aan Hem in hoon en met brallende grappen. Hier kreeg de Schepper van het universum, de Koning der koningen en de Heer der heren, het speeksel van schuldige, vuile monden over zich uitgestort. Als eerbetoon kreeg Hij de slagen van smerige handen en de schimpscheuten van brutale tongen.

O aarde! Hoe kon gij deze ongerechtigheid verdragen. O hemelen, waarom viel gij niet in verontwaardiging om de mensen te verpletteren die aldus uw Maker lasterden?

Wat een schande, de koning bespot door zijn eigen onderdanen.

Die voeten zullen hier nooit meer wandelen

Híj werd mishandeld vanwege ónze ongehoorzaamheid aan God. Híj werd geslagen omdat wíj zoveel slechte dingen deden. Híj kreeg de straf, zodat wíj vrede met God zouden kunnen hebben. Zíjn lichaam werd stukgeslagen met de zweep, zodat wíj genezing zouden kunnen krijgen van onze ziekten.
Jesaja 53:5

 Iedere keer dat de zweep van de soldaten op zijn rug neerkwam vermengde het gelach en gejuich van de soldaten zich met de striemen. Het vlees werd van Zijn botten gerukt, en er werd gegrapt en gescholden, om Zijn pijn nog schrijnender en verschrikkelijker te maken.

En toen Hij eindelijk bij Zijn kruis kwam en ze hem daaraan vastspijkerden, hield het niet op. Er wordt ons verteld dat de hogepriesters en de Schriftgeleerden toekeken hoe Hij daar hulpeloos hing. Ze maakten er bittere opmerkingen over. Als ze Zijn handen zagen bloeden, zeiden ze: “Ha, ha, dat waren de handen die de melaatsen hebben aangeraakt en die de doden hebben opgewekt, maar dat zullen ze nooit meer kunnen doen.”

En als ze Zijn bloedende voeten zagen, zeiden ze: “Ah, die voeten zullen dit land nooit meer bewandelen op die dwaze pelgrimstochten van barmhartigheid.”

Ook Zijn gebeden bespot
Wellicht was het voor Hem nog het ergste dat ze Zijn gebeden bespotten. Heb je ooit in verslagen van executies gelezen dat mensen gebeden bespotten? Ik heb verhalen gelezen over een aantal afschuwelijke schurken die hun vijanden wilden doden en die, toen ze hun dood zagen naderen, zeiden: “Geef me alsjeblieft nog een klein moment om te bidden,” en het is maar zelden voorgekomen dat dit niet werd toegestaan. Maar ik heb nooit iets gelezen over een tijd waarin het gebed werd uitgelachen en tot voorwerp van spot werd gemaakt. Maar hier hing de Verlosser, en elk woord dat Hij sprak werd het onderwerp van een dwaze woordspeling of het onderwerp van een nieuwe grap.

Toen Hij op het laatst de meest verschrikkelijke doodskreet slaakte die aarde en hel ooit heeft doen opschrikken: “Eloi, Eloi, lama sabachthani,” (Mijn God, Mijn God, waarom heeft U mij verlaten) staat er geschreven dat men lacherig en honend zei: “Hij roept om Elias, laten we eens kijken of die nog komt opdagen om hem van dat kruis te halen.”

O Jezus, nooit was er liefde zoals de Uwe; nooit was er geduld zoals het Uwe, of de volharding om ons bij God te brengen zoals toen U het kruis verdroeg, en de schande verachtte.

Het kruis
Laat me je nu ter afsluiting naar het kruis leiden.

Tranen beginnen te vloeien bij de gedachte alleen al. Het ruwe hout wordt op de grond gelegd, Christus wordt op Zijn rug geslingerd, vier soldaten grijpen Zijn handen en voeten, Zijn gezegende vlees wordt gescheurd door het vervloekte ijzer van spijkers, hij begint te bloeden, hij wordt in de lucht getild, het kruis wordt in de daarvoor bestemde plaats gestampt, elke ledemaat wordt ontwricht, elk bot uit zijn verband gerukt. Hij hangt daar naakt en aangestaard door alle toeschouwers; de zon brandt, de koorts zet in en Zijn tong is uitgedroogd als een potscherf. Zijn lichaam is uitgeput door het gebrek aan voedsel en Hij is op het randje van de dood gebracht door de geseling van de soldaten. Daar hangt Hij, Zijn handen en voeten zijn doorboord, en waar de zenuwen het talrijkst en tederst zijn, schiet de pijn door Hem heen. Wat een verschrikkelijk schouwspel!

Maar dat is alleen wat wij als mensen kunnen zien. Zijn innerlijke staat kunnen wij onmogelijk polsen. Maar ik denk dat als we konden zien wat Jezus op dat moment doormaakte, we wellicht met eeuwige blindheid geslagen zouden worden. Want daar was een strijd gaande die zijn weerga niet kent. Het was de strijd van de ziel, van een ziel die stierf.

Een lichaam sterft op aarde, maar nog nooit was er een ziel op aarde gestorven. De hel is de plaats van stervende zielen, waar ze voor eeuwig de tweede dood sterven. Maar in de ribben van Christus’ lichaam werd de hel zelf uitgegoten. De ziel van Christus onderging het conflict met alle machten van de hel, waarvan de kwaadaardigheid nog werd verergerd doordat de hel duivels goed wist dat dit de laatste strijd zou zijn die het kwaad ooit nog met Hem zou kunnen uitvechten.

De lijdensweg van Jezus was als de oven van Nebukadnezar, zeven keer heter verhit dan ooit eerder. Elke ader in het lichaam van Christus was een weg voor de hete voeten van pijn om over te reizen; elke zenuw een snaar in een harp van doodsangst die zinderde met het dissonante gejammer van de hel. En zo werd Hij een doelwit voor de pijlen van de Almachtige, pijlen gedoopt in het gif van onze zonde; alle golven van de Eeuwige stortten neer op deze rots van onze verlossing. Hij moest worden gekneusd, vertreden, verpletterd, vernietigd, zijn ziel moest buitengewoon bedroefd zijn, zelfs tot de dood.

Wat doen wij met de Christus?
Voelen wij niets van dit lijden? Dan zijn onze harten harder dan de rotsen zelf. De dikke sluier in de tempel scheurde in tweeën. Zal jouw hart niet scheuren als je nadenkt over het offer van Christus? Zullen wij geen hartzeer voelen omdat Hij zo voor ons heeft moeten lijden?

Hij verdroeg het kruis, overwon de dood, en opende voor ons de hemelpoort.

Wat bracht Jezus ertoe om zo te lijden? — Hij deed het voor de vreugde die voor Hem was weggelegd. Dit was het grote motief voor het lijden van de Verlosser, de vreugde om jou en mij te redden. De vreugde om arme, naakte zondaars te kleden in Zijn gerechtigheid — de vreugde om herenhuizen in de hemel te maken voor dakloze, ontheemde zielen, — om ons te bevrijden uit de gevangenis van de hel en ons de eeuwige genoegens van de hemel te geven.

Wat doen wij met de Christus?

Misschien word je uitgelachen als je de wereld verlaat en Jezus volgt. Maar wat doet het ertoe als je de Herder volgt die alles deed voor onze toekomst? Door de genade van God, laat elke christen zijn handen opheffen naar de Allerhoogste God, naar de Maker van hemel en aarde, en laat hem in zichzelf zeggen, “O God, wees mij genadig, ik ben een zondaar. Niet mijn wil, maar de Uwe geschiede.”

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier