Mijn droom over de hemel

Naar een artikel van mevrouw Stuart Kennedy

 Toen ik nog een jong meisje was van zo’n zeven of acht jaar, kreeg ik een boekje in handen waarin iemand een droom over de hemel beschreef. O, wat was dat mooi. Ik was erdoor gefascineerd en las het wel honderd keer. Als ik toch ook eens zoiets moois mocht dromen. En zo kwam het dat ik iedere avond als ik op mijn knieën voor mijn bed zat en mijn avondgebeden bad, ook altijd aan de Heer vroeg of ik ook zo’n mooie droom over de hemel mocht hebben.

Maar die droom kreeg ik nooit en mijn gebed werd niet beantwoord.

Toen ik ouder werd vervaagde mijn gevoel over de hemel. Mijn geloof begon af te kalven en er kwam iets anders voor in de plaats. Iets dat niet zo goed was. Er kwam een grote onzekerheid voor in de plaats en met die onzekerheid kwam er ook een angst voor de dood. Telkens als ik aan de dood dacht, werd ik overvallen door een panische angst. Het idee dat ik er niet meer zou zijn, dat het leven gewoon stopte en alles voor niets was geweest begon mijn leven behoorlijk te verzieken. Ik probeerde iedere gedachte aan de dood uit te bannen, maar diep van binnen was de onrust altijd aanwezig. Zelfs toen ik mij weer tot God richtte ging de angst niet weg. De beloften in het woord van God hielpen me wel. Als ik nadacht over de woorden van onze Heiland, dat Hij altijd met me mee zou lopen, ook als ik zelf door de vallei van de schaduw des doods zou moeten lopen, hielpen en gaven me rust. Desalniettemin lag de angst altijd op de loer en bestookte me op de meest onverwachte momenten.

Maar daar kwam een einde aan. Op een dag werd me gevraagd of ik tijdens een begrafenis wilde spreken. Dat was voor mij geen makkelijke opgave. Hoe kon ik, een vrouw die zelf zo worstelde met doodsangst troost en vertrouwen brengen in de harten van treurende mensen? Op de een of andere manier bracht ik de hele zaak tot een goed einde, maar toen ik die dag thuiskwam voelde ik me uitgeput en was ik hopeloos in de war. Ik ging maar op de bank liggen in de hoop wat rust te vinden en liet mijn gedachten de vrije loop.

Toen gebeurde het. Ik weet niet zeker of ik nu een visioen had of een droom, maar ik werd als het ware opgenomen en zoiets moois en zuivers omringde me dat woorden gewoon tekortschieten om het juist te beschrijven. In mijn droom of visioen wist ik dat de dood was gekomen. Maar het was helemaal niet erg, want Jezus was bij me. Hoewel ik Hem maar vaag kon onderscheiden wist ik dat Hij er was. Zijn aanwezigheid was onmiskenbaar en iets leek me vast te houden en te omhullen. Het was zo mooi, zo rustgevend en troostrijk dat het woord glorie bij me opkwam.

Als dit de dood is, hoe wonderbaarlijk is de dood dan? Er is niets, maar dan ook helemaal niets om je zorgen over te maken. De Heiland was bij me en hield me vast. Nadat ik enige tijd had genoten van het wonder dat zich in en rondom mij voltrok, keerde ik terug naar het heden; vernieuwd en verkwikt. Sinds die dag heb ik nooit meer de geringste neiging tot angst voor de dood gevoeld. Die angst is er gewoon niet meer; hij is in het niets opgelost, weg en uitgebannen. Eindelijk werd het gebed verhoord van dat kleine meisje dat zo wanhopig naar een droom over de hemel verlangde. God wist beter wanneer het tijd was om dat gebed te beantwoorden. Alles is altijd op Gods tijd en op Gods manier.

Download PDF

Laat een bericht achter:

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier