Het offeren van een lam
Eens, in het communistische Rusland van weleer toen Stalin nog aan de macht was, kwam een officier van het Rode Leger een kapelletje binnen. Daar zag hij tot zijn grote woede een oud vrouwtje geknield voor een Christusbeeld terwijl zij de doorboorde voeten van Christus kuste.
“Hou daar mee op, Baboesjka,” schreeuwde de soldaat. “Allemaal bijgeloof. Aan religie heb je niets. Stalin is hier de baas en zijn voeten zouden gekust moeten worden. Waarom kussen jullie Christenen zijn voeten niet?”
“Ik zou ze zeker kussen,” antwoordde het vrouwtje vrijmoedig, “als hij zich voor mij zou hebben laten kruisigen.” Daar had de officier geen weerwoord op.
***
In het oude Testament werd er voor de zonden van het volk van God een lam of een stiertje geofferd. Hoe dat ging staat beschreven in Leviticus 1.
Wanneer iemand van u de Heer een offer wil brengen moet hij een stuk kleinvee gebruiken. Hij moet het dier naar de ingang van de tabernakel brengen, waar de priesters het in ontvangst nemen als zijn geschenk aan de Here. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen. De dood van het dier geldt dan in plaats van de dood van de man die het offer brengt, als de straf voor zijn zonden. De man moet het rund daarna voor de ogen van de Here slachten.
Als dierenliefhebber doet het me pijn om me dat voor te stellen. Een lief, wollig klein lammetje dat zacht blatend op het altaar wordt gelegd en me hulpeloos aankijkt met zijn grote, onschuldige ogen. Daar sta ik dan, en terwijl ik mijn lippen samenpers en het mes in het hart van het dier plant kijken mijn kinderen toe hoe vader met zijn eigen zonden afrekent. Ik kan mij eigenlijk wel leukere dingen voorstellen. Maar dat was toen de prijs die betaald moest worden voor een schoon hart. Zonder dat offer zou ik mij niet bij God kunnen nestelen voor rust en vertrouwen. Zijn zegeningen zouden mij niet bereiken.
Maar dat was het Oude Testament. Gelukkig hoeft zo’n offer nu niet meer. Nu is het allemaal wel beter geregeld.
En hoe werkt dat dan? Om dat beter te begrijpen kun je je misschien eens het volgende scenario voorstellen.
Wij zijn terug in de tempel en daar sta ik weer, omringd door de priesters, mijn hand op de kop van het lam. Ik hef mijn mes weer hoog in de lucht en sta klaar om het lam te slachten. Maar dan zomaar opeens, vlak mijn neus, verandert het lam in de gedaante van Jezus. Niet langer kijk ik in de smekende ogen van het lam, maar in het liefhebbende gelaat van Jezus die knikt en zegt: “Ik sterf voor jou. Ik ben het lam van God. Door Mijn offer zijn je zonden je vergeven.”
Ik staar in paniek naar het altaar. Dat kan toch niet? Dit wil ik niet. Hier heb ik niets mee te maken. Jezus kwam om het leven door die egoïstische Schriftgeleerden en die harteloze, wrede Romeinen… niet door mij toch zeker?
Toch wel. Sla de Schrift er maar op na.
Alle mensen hebben gezondigd en missen daardoor Gods nabijheid. Maar God is zo goed en vergevend om hen weer aan te nemen—zonder dat het hun iets kost en zonder dat zij het hebben verdiend—omdat Jezus Christus hen uit de greep van de zonde heeft bevrijd. God heeft Christus Jezus gegeven als verzoeningsoffer. Door zijn bloed zal de mens, wanneer hij gelooft, Gods rechtvaardigheid ontdekken.
Romeinen 3:23-25
Het doet me denken aan het verhaal van Abraham die zijn eniggeboren zoon moest offeren. Abraham kan onmogelijk begrepen hebben wat God van hem vroeg, maar hij wilde de hemelse Vader niet ongehoorzaam zijn. En toen op het allerlaatste moment greep God in. God vraagt van ons niet om zo’n offer te maken, want Hij heeft de prijs al betaald. Het offer is reeds gegeven. God, niet wij, betaalde de prijs. Daar zijn geen woorden voor te vinden. Er rest ons slechts eerbiedige dankbaarheid
Als wij voor Hem komen zullen wij aan Zijn voeten neervallen omdat Hij voor ons is gestorven. Maar laten we niet wachten tot we in de hemel zijn met het brengen van onze lof en dank. Laten we vandaag onze Heer en Heiland aanbidden.