Ik had een bord voor mijn kop
Toen ik op de middelbare school zat had ik een bord voor mijn kop. Erger nog, ik zat op een christelijke school met een bord voor mijn kop. Veel erger dan dat kan het niet. Zes dagen in de week, tussen de christelijke school en de kerk waar de school van uitging zat ik in datzelfde gebouw, ik luisterde naar dezelfde bijbellessen, die vaak door dezelfde mensen gegeven werden. Maar een eigen geloof had ik niet.
Dat zou allemaal gaan veranderen op de laatste schooldag voor de kerstvakantie in december 1990. Iedereen weet wat er op de laatste lesdag voor kerstmis gedaan wordt: meestal niet veel.
Op die bewuste dag kondigde mijn Bijbelleraar aan dat de jongens van de Bijbelklas in teams van twee werden uitgezonden om de bejaarden van onze kerk te gaan opzoeken. Ik veronderstel dat het de bedoeling was om wat kerstvreugde te brengen aan de oudjes, maar zoals je je wel kunt voorstellen, dat was niet wat er in werkelijkheid ook gebeurde. Het enige waar we op de laatste schooldag nog minder zin in hadden dan schoolwerk was het opzoeken van grijze bejaarden die we niet eens kenden.
Het enige leuke aan het hele idee was dat mijn vriend Brian mijn teamgenoot zou zijn. Hij vond het al net zo vervelend als ik. “Wat moeten we ermee?” vroeg ik geïrriteerd. “Ik wil helemaal geen oude mensen gaan bezoeken.”
“Ik heb een idee,” antwoordde Brian. “We gaan één persoon opzoeken, maar dan zeggen we dat we het huis van dat andere mens niet konden vinden. Op die manier zijn we gauw klaar en kunnen we naar het winkelcentrum gaan.”
En zo kwam het dat ik mevrouw Buckner ontmoette. Ze woonde aan een winderige plattelandsweg van Virginia in een piepklein huisje dat haar kleinzoon op het terrein van zijn boerderij voor haar gebouwd had.
Ze vroeg ons om binnen te komen, en daar zaten we dan bij een weduwe van 89 jaar. We hadden niet veel met elkaar gemeen.
Net op het moment dat ik dacht dat het niet veel erger kon worden, stelde mevrouw Buckner voor dat we kerstliedjes zouden zingen. We hakkelden door Stille Nacht heen en toen besloot ze gelukkig dat één kerstliedje misschien wel genoeg was.
“Nou, mevrouw Buckner,” zei Brian, “we moesten maar eens opstappen.”
“Ja,” loog ik, “we hebben nog iemand op onze lijst staan voordat we weer terug naar school moeten.”
En toen vroeg ze: “Kunnen we misschien nog samen bidden voordat jullie gaan?” Tuurlijk. Dat kon er nog net af. Dus bad ik, en toen bad Brian, wat alles bij elkaar misschien 45 seconden duurde. Maar toen bad mevrouw Buckner.
Ik had mijn hele leven al in de kerk gezeten en had al heel wat gebeden aangehoord. Maar nooit van mijn leven had ik iets gehoord dat hier op leek. Ik weet nog dat ik af en toe even op moest kijken om me ervan te vergewissen dat Jezus niet naast haar zat, want het klonk precies zoals Hij was. Ze praatte tegen God alsof ze Hem kende, met een vertrouwen en een nederigheid die je enkel krijgt als je er zeker van bent dat je wordt gehoord.
We verlieten haar huis en liepen in de richting van het winkelcentrum om ons plan om daar een paar meisjes te ontmoeten, uit te voeren. Maar ik weet nog wel dat Brian tegen me zei: “Wat een toffe oude vrouw.” En ik was het er volledig mee eens.
Twee jaar later werd ik op een dag wakker met een heel raar gevoel. Normaal werd ik altijd wakker met gedachten aan basketbal of mijn vriendin, maar die ochtend moest ik denken aan mevrouw Buckner. En tot op heden heb ik er geen flauw idee van waarom dat was.
Maar die dag wilde ik haar weer zien en liep ik de winderige weg naar haar huis weer af.
“Mevrouw Buckner,” zei ik, toen ik had aangebeld, “misschien weet u helemaal niet meer wie ik ben. Maar twee jaar geleden ben ik hier met mijn vriend Brian geweest. Ik heet John.”
“John,” glimlachte ze. “Natuurlijk weet ik wie je bent. Ik heb vanmorgen voor je gebeden.”
Voor mij? Gebeden? Vanaf die dag werd mevrouw Buckner een goede persoonlijke vriendin van me. Het was zelfs zo dat ze de rest van haar leven iedere dag voor me bad. Ik heb er nog steeds geen idee van waar ze me door haar gebeden van verlost heeft en wat voor goede dingen er door haar op mijn pad gekomen zijn, maar het maakt niet uit.
Op de leeftijd van veertien zat ik opeens in het huis van een vrouw van 89 jaar die ik niet kende, en ik had er ook totaal geen behoefte aan gehad om haar te leren kennen. Ik wilde er helemaal niet heen. Ik loog tegen haar. Maar God gebruikte haar om mijn leven een andere kant op te sturen. Ik kwam er later achter dat ze in feite op heel veel mensen in de omgeving invloed had gehad.
Dat is wat er gebeurt als je Jezus kent, en anderen behandelt alsof ze bij Hem horen. God gebruikt ons op manieren waar we geen idee van hebben.