Post uit de hemel
Uit Guidepost Magazine
Toen de chirurg de operatiekamer uitkwam sprong Sally meteen van haar stoel. “Hoe gaat het met hem?” vroeg ze wanhopig. “Komt het allemaal weer goed? Kan ik naar hem toe?”
Maar de chirurg schudde triest zijn hoofd. “Het spijt me zo. We hebben er echt alles aan gedaan, maar uw jongen heeft het niet overleefd.”
Al Sally’s hoop was in een klap weg en ze mompelde zachtjes: “Waarom krijgen kinderen kanker? Zorgt God niet meer voor ons? Waar was U dan God, toen mijn zoontje U nodig had?”
De chirurg keek Sally medelijdend aan en vroeg: “Wilt u misschien nog even alleen zijn met uw zoontje? De verpleegster kan wel even weggaan, maar het duurt niet lang voordat ze zijn lichaam naar de universiteit brengen.”
Sally wilde liever dat de verpleegster bij haar bleef terwijl ze afscheid nam van haar zoon. Ze streelde liefdevol zijn rode krullende haar.
“Wilt u misschien een plukje van zijn haar?” vroeg de verpleegster.
Ja, dat wilde ze wel. De verpleegster pakte een grote schaar, knipte voorzichtig een plukje van zijn haar af en deed het in een plastic zakje.
“Hier,” zei ze zacht.
“Dank je,” antwoordde Sally verslagen. “Weet je, Jimmy wilde zelf dat zijn lichaam naar de universiteit zou gaan voor onderzoek. Hij dacht dat hij er iemand misschien nog mee kon helpen. Eerst wilde ik dat niet, maar Jimmy was vastbesloten. “Vooruit mamma,” had hij gezegd. “Ik heb mijn lichaam toch niet meer nodig als ik gestorven ben? Misschien helpt het een ander jongetje wel om nog een dagje langer bij zijn moeder te mogen zijn.”
“Ja, zo was Jimmy,” ging ze voort. “Die had een hartje van goud. Hij dacht voortdurend aan anderen en wilde iedereen altijd helpen.”
Dat was dus de laatste keer dat Sally in het kinderziekenhuis kwam. Zes lange maanden had ze daar doorgebracht. Ze gooide de tas met de spulletjes van Jimmy naast zich neer in de auto en reed met een leeg gevoel naar huis. Thuiskomen in dat lege, koude huis was zo mogelijk nog moeilijker. Maar ja, het leven gaat verder. Ze klom de trap op, naar de kamer van Jimmy en plaatste zijn autootjes en andere spulletjes uit de tas weer precies waar hij ze altijd had willen hebben. Toen gooide ze zich languit op zijn bed en terwijl ze zijn kussen omknelde kwam die stortvloed van tranen. Uiteindelijk viel ze zo in slaap.
Tegen middernacht werd ze opeens wakker. Wat lag daar naast haar?
Een brief, netjes opgevouwen. Hoe kwam die daar nou? Ze vouwde de brief open en begon te lezen.
“Lieve mamma, ik weet dat je me heel erg zult missen, maar je hoeft niet bang te zijn dat ik je ooit zal vergeten. Ik ben er dan misschien niet meer om tegen je te zeggen dat ik van je hou, maar ik hou nog steeds heel, heel veel van je. Ik zal altijd van je blijven houden en ik denk eigenlijk dat ik alleen maar meer van je zal gaan houden. We zullen elkaar ook weer zien. Maar zo ver is het nog niet, dus als jij misschien een jongetje wilt adopteren vind ik dat prima. Dan ben je tenminste niet eenzaam meer. Hij mag dan mijn kamer hebben en mijn speelgoed. Maar als je liever een meisje adopteert weet ik niet wat je met mijn speelgoed moet doen. Want meisjes spelen niet met jongensspeelgoed. Dan moet je maar een pop voor haar kopen of zo.
Je moet niet bedroefd zijn lieve mamma. Waar ik nu ben is het echt fantastisch. Toen ik hier aankwam werd ik door opa en oma opgewacht en die hebben mij onder hun hoede genomen. Ze laten me van alles zien, maar er is zoveel te zien dat ik nog lang niet overal geweest ben. Vooral de engelen zijn helemaal te gek. Je zou ze eens moeten zien vliegen. En weet je dat Jezus er heel anders uit ziet dan op de plaatjes die ik van Hem gezien heb? Maar toen ik Hem ontmoette wist ik meteen wie Hij was. Jezus nam me mee naar God en toen heb ik bij God op schoot gezeten en mocht ik met Hem praten. Net alsof ik heel belangrijk voor God was. Toen heb ik Hem verteld dat ik je zo graag nog een brief zou schrijven om echt goed afscheid van je te nemen. Maar ik wist eigenlijk wel dat dat natuurlijk niet mocht.
Maar het was echt te gek, want toen gaf God me opeens een velletje schrijfpapier en pakte Hij Zijn eigen vulpen en mocht ik toch aan je schrijven. Ik denk dat de engel Gabriël, zo heet die geloof ik, de brief gaat bezorgen. God vertelde me nog dat ik je een antwoord moest geven op die vraag die je Hem stelde toen ik naar de hemel ging. Weet je nog wel? Je vroeg aan God waar Hij was toen ik Hem nodig had. God zei me toen dat Hij echt bij me was net zoals Hij altijd bij ons was. Hij was echt bij me. Net zoals Hij bij alle kinderen is.
Nou dat was het dan zo’n beetje. O, tussen twee haakjes, niemand kan deze brief lezen behalve jij. Voor iemand anders lijkt deze brief gewoon een onbeschreven velletje papier. Te gek hè? Ik moet nu echt ophouden, want God wil Zijn vulpen terug hebben. Die heeft Hij nodig om meer namen in het Boek van het Leven te schrijven. Vanavond mag ik bij Jezus blijven eten. Ik weet nog niet wat we gaan eten, maar het wordt echt fantastisch.
Ik vergat je bijna nog te zeggen dat ik geen pijn meer heb. De kanker is helemaal weg. Ik ben daar zo blij om want ik kon het echt niet meer uithouden en God kon het ook niet meer uithouden om mij zo te zien lijden. Daarom heeft Hij de engel van genade naar mij toegestuurd en die kwam mij halen. Ze zeiden dat ik een spoedbestelling was. Leuk hè?
Met veel liefs van God, Jezus en mij.