Op de bon geslingerd
Ton keek nog eens goed naar zijn kilometerteller. Negentig. Hij remde gauw af. Inderdaad, hij had weer te hard gereden. Negentig binnen de bebouwde kom. Dat was dan de vierde keer deze maand. Hoe was het mogelijk dat hij altijd weer gepakt werd. Hij zette zijn auto met een nors gezicht aan de kant. Hij stond nog half op de weg maar dat kon hem niet schelen. Als het verkeer er last van had moest die vent van de politie er maar wat aan doen. Deed ie tenminste nog wat nuttigs.
De politieman was inmiddels uit zijn auto geklommen en had zijn bonnenboekje al in de hand. Ton zag hem dichterbij komen. Die politie… dat was… Dat was toch niet mogelijk? Dat was Gerard. Gerard van de kerk. Daar ging hij wel eens mee vissen. Nou breekt mijn klomp.
Terwijl Ton met een gespeelde glimlach uit zijn auto sprong begroette hij de man die hij elke zondag netjes in de kerk tegenkwam.
“Hallo Gerard. Wat een toeval jou hier te zien.”
“Hallo Ton.” Geen glimlach te bespeuren.
“Nu zie je zelf eens hoe graag ik naar mijn vrouw en kinderen wil.” “Ja, daar lijkt het wel op.”
Het leek alsof Gerard niet goed wist wat hij met deze situatie aanmoest. Prima toch.
“Het is de laatste tijd zo verschrikkelijk druk geweest op kantoor. Ben nog nauwelijks thuis. Ik ging wel een beetje te snel natuurlijk, maar je begrijpt het zeker wel?” Ton schopte tegen een steentje op de straat.
“Loes had iets gezegd over een speciaal etentje vanavond. Kaarsen, lekker eten. Ik moest gewoon op tijd thuis zijn.” “Ja Ton, ik begrijp het wel, maar ik heb ook begrepen dat je op de zwarte lijst van snelheidsmaniakken staat. Dit is dus niet de eerste keer.” Het gesprek ging toch niet de kant op die Ton wilde. Misschien maar beter om uit een ander vaatje te tappen.
|”Hoe hard reed ik eigenlijk?”
“92 kilometer. Ga maar even in je auto zitten.”
“92 kilometer? Belachelijk. Toen ik merkte dat je me gezien had, keek ik direct op de kilometerteller en die stond maar op 75.” Het liegen werd met elke bekeuring gemakkelijker.
“Ton, ga nou rustig in je auto zitten.”
Ton kroop geïrriteerd zijn auto weer in en sloeg het portier boos dicht. Daar zat hij dan. Het raam deed hij niet meer open. Stomme politie. En dan was het Gerard ook nog. Gerard van de kerk. Mooi voorbeeld van naastenliefde. Gek eigenlijk dat Gerard hem niet om zijn rijbewijs had gevraagd. Ton keek door zijn achteruitkijkspiegel en zag dat Gerard druk bezig was de bekeuring uit te schrijven. Het zou wel even duren voordat hij Gerard weer zou groeten in de kerk. Misschien was het maar beter om naar een andere kerk te gaan. Een klop op het raam deed Ton opschrikken uit zijn duistere gevoelens. Daar stond Gerard weer met de bekeuring opgevouwen in zijn hand. Ton deed zijn raampje een centimeter open. Net ver genoeg om de bekeuring er door te schuiven.
“Je wordt bedankt hoor”, zei Ton spottend. Gerard zei niets. Hij draaide zich om en liep zwijgend naar zijn auto. Ton vouwde de bekeuring open, maar zag tot zijn verbazing dat het slechts een handgeschreven briefje was. Wat had dat te betekenen. Een stomme grap of zo? Hij begon te lezen.
Beste Ton,
Ik heb eens een dochtertje gehad. Een schat van een kind. Ze was zes jaar en toen reed iemand haar dood. Gewoon te snel gereden. De man kreeg drie maanden en een boete. Daarna kon hij zijn leven weer gewoon oppakken. Hij kon zijn drie meisjes weer knuffelen. Ik niet meer. Hij had drie dochters, ik maar een. Ik kan mijn dochter pas weer omhelzen in de hemel. Ik heb zo vaak geprobeerd om die man te vergeven en mijn pijn te overwinnen. Maar ik ben er nog steeds niet overheen…Ton, ik heb nog een zoon thuis. Rijd in godsnaam voorzichtiger.”
Gerard.
Ton kon zijn ogen niet geloven. Hij zag nog net hoe Gerard wegreed in die glanzende politieauto. Daar zat hij dan. Hij bleef bijna 15 minuten als versteend voor zich uit staren en reed tenslotte heel rustig en kalm verder naar zijn huis. In zijn hart weerklonk een gebed. Een gebed voor Gerard, maar ook voor zichzelf en zijn vrouw en kinderen die thuis zo blij op hem zaten te wachten. Het leven is zo kostbaar…wees er zuinig mee.