Magnolia’s

Door Edna Ellison

Die week was ik erg druk voor de bruiloft van mijn dochter June. Ik ging op en neer naar het restaurant dat het diner zou verzorgen, de bloemist, de kostuumwinkel en de feestzaal waar de bruiloft gehouden zou worden, zo’n zestig kilometer bij ons vandaan. Ik was blij dat Patsy zou gaan trouwen met een lieve man, maar ik voelde me ook een beetje benauwd als ik keek naar de stand van mijn bankrekening. Er was zoveel te doen, er kwamen zoveel rekeningen binnen en ik had niet zoveel tijd meer.

Om geld uit te sparen had ik een heleboel bloesems verzameld bij een aantal vrienden die magnoliabomen in de tuin hadden staan.

De weelderige, roomwitte bloemen en gladde groene bladeren zouden prachtig staan bij het chique donkere hout in de zaal. Na de repetitie voor het diner, op de avond voor de bruiloft, versierden we het podium en het balcon met magnolia’s. Ik was doodmoe toen we net voor middernacht naar huis gingen, maar ik was er zeker van dat dit de mooiste bruiloft zou worden die een bruid zich maar zou kunnen wensen! De muziek die we hadden uitgekozen, de festiviteiten, de receptie en dan nog de bloemen die we overal gehangen hadden, zouden zeker nog lang in onze herinnering blijven.

Eindelijk was de grote dag dan aangebroken; de drukste dag van mijn leven. Terwijl de bruidsmeisjes Patsy hielpen met aankleden, liep haar verloofde Tim nog even met me mee de zaal in, om nog een keer te kijken of alles in orde was. Toen we de deur open deden en er een hete luchtstroom op ons afkwam, viel ik haast flauw. De bloemen! Wat was er met de bloemen gebeurd? Alle prachtige witte bloemen waren zwart geworden. Zo zwart als de nacht. Het had die nacht geonweerd en de airco was uitgevallen en het was zo’n hete dag geweest dat de bloemen verwelkt waren en waren doodgegaan.

Ik raakte in paniek. Ik had geen tijd meer om terug naar huis te gaan om meer bloemen te verzamelen.

Tim keek me aan. “Edna, kun jij nog bloemen gaan halen? Ik zal deze weggooien en de verse bloemen ophangen.”

“Goed,” mompelde ik, terwijl hij wegliep met zijn manchetknopen nog in de hand.
Alleen achtergebleven in de donkere zaal keek ik naar boven, naar de donkere houten balken aan het plafond. “Lieve God,” bad ik, “Help me alstublieft. Ik ken hier niemand. Help me om iemand te vinden die me wat bloemen wil geven. En snel!”

Ik rende de deur uit terwijl ik bad voor vier dingen: de zegen van witte magnolia’s, de moed ze te vinden in een onbekende tuin, bescherming tegen honden die me in mijn benen zouden bijten en een aardig persoon die geen geweer tevoorschijn zou halen als ik vroeg of ik in zijn bomen mocht snijden.

Toen ik het gebouw uit kwam zag ik magnoliabomen in de verte. Ik kwam bij het huis… nog geen hond te zien. Ik belde aan en er werd open gedaan door een oudere man.
Alles ging nog goed; geen geweer. Toen ik hem de reden voor mijn komst uitlegde verscheen er een grote glimlach op het gezicht van de man. “Natuurlijk, dolgraag zelfs!”

Hij klom op een ladder en sneed enorme takken met bloesems af en overhandigde ze me. Een paar minuten later, terwijl ik de laatste armvol bloemen in mijn kofferbak legde zei ik: “Mijnheer, u heeft de moeder van een bruid dolgelukkig gemaakt vandaag.”

“Nee, mevrouw,” zei hij, “Zo zit het helemaal niet.”

“Wat bedoelt u?” vroeg ik.

“Ziet u, mijn vrouw, met wie ik zevenenzestig jaar getrouwd ben geweest is afgelopen maandag gestorven. Op dinsdag was ze opgebaard en op woensdag… Hij was even stil. Ik zag tranen opwellen in zijn ogen. “Op woensdag is ze begraven.” Hij keek de andere kant op. “Op donderdag gingen mijn familieleden van buiten de stad weer naar huis en op vrijdag, dat was gisteren, zijn mijn kinderen weer vertrokken.”

Ik knikte begrijpend.
“Vanochtend,” ging hij verder, “zat ik in mijn huiskamer hardop te huilen. Ik mis haar zo erg. Ze heeft me de afgelopen zestien jaar heel hard nodig gehad toen haar gezondheid achteruit ging. Maar nu heeft niemand me meer nodig. Ik riep vanochtend uit: ‘Wie heeft er nu een versleten oude man van zesentachtig nodig? Niemand!’ Ik begon nog harder te huilen. ‘Niemand heeft me nodig!’ En op dat moment belde u aan en zei: ‘Meneer, ik heb u nodig’.”

Ik stond perplex. Hij vroeg: “Bent u een engel? Zoals het licht rond uw hoofd scheen in mijn donkere huiskamer…” Ik verzekerde hem dat ik geen engel was.

Hij glimlachte. “Weet u wat ik dacht toen ik u die magnolia’s gaf?”
“Nee.”
“Ik besefte dat ik nodig ben. Mijn bloemen zijn nodig. Ik ga misschien wel bloemen weggeven. Ik zou ze aan zoveel mensen kunnen geven! Je ziet soms kisten bij de begrafenis zonder bloemen. De mensen hebben bloemen nodig op zulke momenten en ik heb massa’s bloemen. Ik kan ze aan ziekenhuizen geven, tehuizen, allerlei plaatsen. Weet u wat ik ga doen? Ik ga andere mensen helpen tot aan de dag dat God me naar huis roept!”

Ik reed terug naar de feestzaal, boordevol bijzondere gevoelens. Ik had nooit gedacht dat ik op Patsy’s bruiloftsdag iemand die in de put zat zou gaan bemoedigen. Ik zou gezegd hebben: “Alsjeblieft zeg! Het is de bruiloftsdag van mijn enige dochter! Daar staat mijn hoofd vandaag echt niet naar!”
Maar God had een manier gevonden. Door middel van dode bloemen.

Laat een bericht achter:

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier