Psalm 1
Overdenkingen van CH Spurgeon over Psalm 1
(Exposition on the Psalms)
Door velen wordt Psalm 1 beschouwd als het voorwoord of de introductie van de Psalmen. In deze Psalm spreekt David over het verlangen naar de weg van het leven en Gods zegen, en wordt ons getoond wat wij kunnen doen om gelukkig te leven. Tegelijkertijd waarschuwt de Psalm voor de prijs die goddeloosheid uiteindelijk moet betalen, twee dingen die als een rode draad door alle Psalmen heen lopen. Zodoende bestaat de Psalm eigenlijk uit twee delen: in het eerste deel (Psalm 1:1-3) zet David uiteen waar de vreugde en de zegen voor een goddelijk mens gevonden kunnen worden, wat hij daar voor moet doen en hoe hij God kan behagen. In het tweede deel (Psalm 1:4-6) toont hij het karakter van goddeloosheid en beschrijft hij in duidelijke taal waar een leven zonder God toe leidt.
Psalm 1 opent met een zegen. Gezegend is de mens die de raad van de goddelozen niet opvolgt. Zo’n mens zoekt betere raad, en die raad vind hij in het Woord van God. Door Gods raad te volgen wandelt hij in de geboden van de Heer en wordt hij gezegend.
Voor hem zijn de wegen van het geloof wegen van vrede en waarheid. Zijn voetstappen worden bepaald door het Woord van God, en niet door de sluwe plannetjes of het eigenbelang van het menselijk denken.
Wat een rijkdom en wat een innerlijke genade ontvangen wij als wij onze levenswandel aanpassen aan Gods Woord en de goddeloosheid bij ons vandaan houden.
De man van God volgt de weg van het ongeloof niet langer en loopt niet mee met hen die God niet liefhebben of bespotten.
Zolang we hier op aarde zijn, zullen wij ons moeten blijven verzetten en wapenen tegen onze eigen zondige natuur, maar wij zijn nu wel gewassen door het Bloed, levend gemaakt door de Heilige Geest, en vernieuwd in hart en geest.
David gaat verder en zegt dan in de Psalm dat zo’n mens weigert om plaats te nemen in de zetel van de spotter. Voor ons is er geen rust en geen welbehagen in de spotternijen van het ongeloof. Laat anderen de spot maar drijven met de zonde, met de eeuwigheid, de hel, de hemel, of met de Eeuwige God. De man in deze Psalm heeft een betere filosofie. Hij heeft teveel ontzag voor de naam van God om te luisteren naar het geschreeuw van het ongeloof.
Dat is niet altijd even eenvoudig, want de zetel van de spotter is soms zeer verheven, en wordt vaak ingenomen door machtige mensen. Maar vergis je niet, zulke mensen staan gevaarlijk dicht bij de poort van de hel en eens zal die zetel leeg staan, als het verderf de mensen die er in zaten heeft opgeslokt.
Zo is het is een stapsgewijs proces:
* Gelukkig is de mens die in de wandeling niet luistert naar de raad van slechte mensen,
* die niet blijft stilstaan op de weg van de zondaars
* en die vermijdt te zitten bij hen die met God spotten.
Zonde heeft de vervelende eigenschap dat ze snel van kwaad tot erger gaat. Aanvankelijk wandelt de mens die naar de stem van de wereld luistert slechts op de weg. Het is allemaal nogal onschuldig, en soms past zulke raad goed in een bepaald plannetje. Maar van het een komt het ander en al snel raakt deze mens gewend aan een goddeloze houding. Het wordt het een gewoonte, en al snel zoekt zo iemand de vriendschap met anderen, die het ook niet zo nauw nemen met God, en gaan ze gezamenlijk verder op hun weg. En tenslotte, als laatste stap, nemen ze plaats in de zetel van de spotter, en verkondigen ze hun aardse wijsheid met luide stem, als ware meesters van het ongeloof.
Maar de man die trouw is aan God en aan wie de zegening van God toebehoort, kan geen gemeenschap hebben met zulke personages. Hij legt de slechte dingen af als oude, versleten kledingstukken en gaat moedig verder met Christus.
Hij vind zijn vreugde in de wet van de Heer. Het Woord van God is voor hem geen vloek of belasting, maar hij verblijdt zich er in. Het wordt zijn kompas, zijn leidraad en levensregel; sterker nog, hij is blij om er tijd voor te nemen, en er over na te denken. Hij leest het overdag en zelfs ‘s-nachts verlicht het zijn gedachten. Zo overdenkt hij een tekst en draagt hij deze de hele dag met zich mee om er kracht uit te putten en zich er door te laten inspireren. Op de dagen van voorspoed zingt hij psalmen uit het Woord van God, en in de nacht van zijn ellende troost hij zich met beloften uit datzelfde boek.
De wet van de Heer is het dagelijkse brood van de gelovige.
In Davids tijd, toen deze Psalm geschreven werd, hadden de mensen alleen de eerste vijf boeken van Mozes ter beschikking. Ander Woord was er niet. Hoe anders is het voor ons vandaag. Hoeveel meer Woord hebben wij nu tot onze beschikking. Realiseren we ons wel genoeg hoe gezegend wij in dat opzicht zijn? Het Woord van God is als een engel uit de hemel, maar helaas behandelen ook wij deze engel niet altijd met de eerbied die wij hem verschuldigd zijn. Wij zouden ons dan ook moeten inzetten om de Heilige Schrift zelf te onderzoeken en ons geloofshuis zo zorgvuldig op te bouwen.
Misschien wandel je niet op het pad van de goddeloosheid, en zit je ook niet in de zetel van de spotter, maar laat mij je toch vragen: Is er vreugde voor je in de wet van God? Bestudeer je Gods Woord? Maak je het je beste metgezel en je gids voor elk moment van de dag? Want dat is de man waar deze Psalm het over heeft en dat is de mens die er zeker van kan zijn dat zijn daden gezegend gaan worden en zijn leven vrucht voort zal brengen.