Jou wil ik nooit meer zien

De bekende evangelist uit de 19e eeuw; Dwight L. Moody, vertelt het verhaal over een vader en een zoon die van elkaar vervreemd waren geraakt. De jongen was de enige zoon en zoals wel vaker gebeurt bij een enige zoon werd de zoon vooral door zijn moeder zo erg vertroeteld dat hij verwend, eigenwijs en opstandig werd. Zijn vader had er grote moeite mee en probeerde de zoon vaak met ruwe hand in het gareel te houden. Dat liep op niets uit en de ruzie tussen vader en zoon werd steeds heftiger.

Zo kwam het dat de zoon op zekere dag een grote fout maakte en de vader er schoon genoeg van had. “En nu is het uit met je onzin,” schreeuwde de man. “Ik heb er geen zin meer in. Eruit met jou.”

“Wat bedoel je, vader?”

“Dat is duidelijk. Ik wil je niet meer zien. Je bent onverbeterlijk, hardleers, eigenwijs en hopeloos. Eruit met jou en ik hoef je nooit meer te zien.”

“Mooi,” bitste de zoon terug. “Dan hoef ik jou ook nooit meer te zien. Ik kom nooit meer terug tenzij jij het me zelf netjes vraagt.”

“Gaat nooit gebeuren,” gromde de vader. “Weg met jou.”

En zo kwam het dat er een zware schaduw over het huis kwam te liggen en terwijl de vader zich opsloot in zijn hardheid werd de moeder vervuld van smart en pijn. Echte moeders geven hun kinderen niet zomaar op. Niets op deze aarde is zo zuiver als de liefde van een moeder voor haar kind. En zo begon de moeder dagelijks te vechten voor haar zoon in gebed en schreef ze hem elke week een brief en eindigde ze iedere brief met een smeekbede of haar jongen niet naar zijn vader wilde schrijven, zodat hij hem zou vergeven voor zijn fout.

“Nee,” zei de jongen, die klaarblijkelijk net zo trots was als zijn vader. “Ik kom pas thuis als vader het me vraagt.”

Ook bij haar man ving de moeder bakzeil. Telkens als ze het onderwerp aansneed zei de vader: “Nee, dat doet ik niet. Hij was fout en ik niet. Ik zal het hem nooit vragen.”

Uiteindelijk werd de moeder ziek van een gebroken hart en zeiden de artsen dat ze zou komen te overlijden. “Is er nog iets dat je wilt? Een laatste wens?” vroeg haar echtgenoot, de vader. Natuurlijk had ze die. Dat had die man wel kunnen weten. “Ja,” zei ze. “Er is één ding dat je kunt doen. Je kunt mijn zoon laten komen. Dat is de enige wens op aarde die je kunt vervullen. Als jij geen medelijden met hem hebt en niet van hem houdt als ik er niet meer ben, wie houdt er dan van hem?”

“Ik zal hem laten weten dat je hem wilt zien,” antwoordde de vader.

“Nee,” zei ze, “zo werkt het niet en dat weet je best. Als ik hem ooit nog zie, moet jij hem vragen om te komen.”

En zo schreef de vader de brief die hij al zo lang geleden had moeten schrijven en vroeg hij de jongen om te komen om afscheid te nemen van zijn zieke moeder. Zodra de jongen de brief gelezen had, ging hij op weg naar huis. Toen hij de deur opende om naar binnen te gaan, zag hij zijn stervende moeder op bed liggen en zijn vader zittende naast het bed. De vader hoorde de deur opengaan en zag de jongen wel, maar kon zijn zoon nog steeds niet in de armen sluiten en ging met een strak gezicht in een andere hoek zitten. Zijn moeder greep de hand van haar zoon. Ze had er zo naar verlangd hem weer te zien en ze kuste hem. Toen zei ze:
“Zoon, praat met je vader. Spreek jij maar eerst, dan is alles voorbij.” Maar de jongen zei: “Nee, moeder, ik spreek pas met hem als hij met mij spreekt.”

Toen beval ze haar man ook naar het bed te komen. Ze nam de hand van haar man in de ene hand en die van haar jongen in de andere en bracht haar laatste moment op aarde door in een poging de beide koppige mannen tot verzoening te brengen. Toen ze op sterven lag legde ze zonder nog iets te kunnen zeggen de hand van de eigenzinnige jongen in de hand van de trotse vader en stierf. De jongen keek naar zijn moeder, en de vader naar zijn vrouw, en uiteindelijk braken hun harde harten. De vader opende zijn armen en sloot zijn zoon weer in zijn armen.

Door het stervende lichaam werden ze verzoend.

Ik breng je vandaag naar het dode lichaam van Christus. Kijk eens naar de wonden in Zijn handen en voeten, en naar de wond in Zijn zijde. Ik vraag jullie: “Willen jullie je niet verzoenen?”

Hoe hopeloos de situatie ook lijkt; hoe erg we soms ook hebben gefaald, en hoe erg we het ook mogen verdienen om de prijs voor onze hoogmoedige zonde te moeten betalen, God is niet boos op ons. Hij verenigt ons met elkaar en met God aan het kruis en houdt voor eeuwig van ons.

Naar een preek van Dwight L. Moody

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier