
Een kat uit de hemel
Auteur onbekend
Er was eens een vriendelijke dominee die een allerliefst katje had dat hem en zijn vrouw veel plezier bezorgde. Maar op een kwade dag was het dier vast komen te zitten in een hoog berkje op straat en het arme beest was te bang om naar beneden te komen. Wat de dominee ook deed en hoe hard hij en zijn vrouw ook riepen en het met lekkere hapjes probeerden te overtuigen, het katje bleef angstig vastgenageld zitten aan een rank takje, terwijl het klaaglijk zijn wanhoop uit-miauwde.
Toen kreeg de dominee een idee. Het boompje was te dun om er zelf in te klimmen, maar wat als hij nu zo hoog mogelijk aan de boom een touw bond en het andere eind aan zijn auto bevestigde? Dan kon hij zachtjes vooruitrijden en zou hij de berk naar voren trekken zonder die te breken, en zou het geliefde beest makkelijk uit de boom kunnen springen.
De daad werd bij het woord gevoegd en na korte tijd stapte hij goedgemutst in zijn auto en begon hij langzaam een stukje naar voren te rijden. Het werkte perfect. De boom boog over en de afstand naar de veilige grond werd voor het zielige beest snel overbrugd.
“Nog een klein stukje,” dacht de dominee, terwijl hij met zijn autootje vooruit kroop. Maar toen ging het mis.
Het touw brak en de boom zwiepte wild terug, waardoor het katje als een harige kanonskogel de lucht in werd geslingerd.
Wat een rampspoed. De dominee sprong uit de auto en zag zijn geliefde vriend in de verte verdwijnen.
Natuurlijk werd er direct een grote zoekactie op touw gezet, maar wat hij en zijn vrouw ook deden, niemand had zijn katje gezien. Tenslotte was er nog maar één optie en hij richtte zich tot God. “Lieve God, zorgt U alstublieft voor ons katje en wilt u ervoor zorgen dat hij op een veilige plaats terechtkomt? Amen.”
Een paar dagen later kwam de dominee een gemeentelid tegen in de supermarkt. Hij keek op toen hij kattenvoer in het winkelkarretje zag liggen. “Janet?” zei hij. “Wat heb jij nou in je karretje? Je hebt me altijd verteld dat je een gruwelijke hekel aan katten hebt!” Janet lachte schuchter en vertelde toen haar ongelooflijke verhaal.
Haar dochtertje had al maanden om een katje gesmeekt en bleef maar aanhouden. Tenslotte had Janet gezegd: “Goed dan, als God je een kat geeft, mag je hem houden.”
Ze glimlachte een beetje beschaamd en voegde eraan toe: “Ik wist wel dat God ons echt niet zomaar een katje zou geven, maar mijn dochtertje vouwde meteen haar handjes en prevelde: ‘Lieve Jezus. Wilt u me alstublieft een katje geven?'”
“En?” vroeg de dominee.
“U zult het misschien niet geloven, maar het kind was nog niet klaar met bidden toen er een kat uit de hemel op ons grasveld viel. Zo’n lief beestje is het, mijnheer de dominee. Ik hou nu ook van katten.”
“W-wat bijzonder,” hakkelde de dominee.
“Heel bijzonder,” beaamde Janet. “God is goed en hij beantwoordt gebeden, net zoals u ons vertelt in de kerk.”