Ik vergeef het hem nooit

Uit een preek van Dwight. L. Moody

Een vader had maar een zoon, maar hij verwende hem te veel en de jongen werd koppig en hard en wilde naar niemand luisteren als hij zijn zin niet kreeg. Dat ging natuurlijk al snel mis en toen hij wat ouder werd kreeg hij slaande ruzie met zijn vader, die schreeuwde dat hij maar beter kon gaan. Dat deed de jongen dus en terwijl hij zijn spullen pakte riep hij uit dat hij nooit meer thuis zou komen tenzij de vader hem daar nederig om zou vragen.

“Nooit,” zei de vader die net zo koppig was als zijn zoon. “Je zoekt het maar uit.”

Maar dat brak het hart van de moeder. Er bestaat op aarde geen liefde zo sterk als de liefde van een moeder voor haar kinderen en hoe slecht de zoon zich ook had gedragen, de liefde van de vrouw was onvoorwaardelijk en vanaf die dag bad ze vurig om een oplossing. Terwijl de vader en de zoon niets meer met elkaar te maken hadden, bleef de moeder echter in contact met de zoon, schreef ze hem brieven, bad ze voor hem en probeerde ze hem er ook van te overtuigen dat hij het in orde moest maken met zijn vader. Tegelijkertijd bad ze ook voor haar man, al leek het erop dat al haar bidden en hopen op onvruchtbare grond viel.

“Jullie kunnen zo niet voor God verschijnen,” zei ze vaak tegen haar man, die dan zijn schouders ophaalde en maar liever iets anders ging doen. En ook de zoon wilde er niet over horen. “Ik vergeef het hem pas als hij voor me op de knieën gaat en zegt dat hij het bij het verkeerde eind had,” zei hij dan.

Toen werd de moeder ziek. De doctoren hadden al direct in de gaten dat ze ging sterven. De schrik sloeg de vader om het hart. Alleen, zonder zijn vrouw achterblijven leek hem maar niets. “Is er nog iets dat ik voor je kan doen?” vroeg hij angstig.

De moeder knikte. “Vraag aan onze zoon of hij thuis wil komen. Ik ben de enige die voor hem bidt op deze aarde en als ik er niet meer ben, wie zal dat dan voor hem doen? Jullie hebben elkaar nodig.”

 

 

“Goed,” mompelde de vader. “Ik zal hem schrijven dat jij hem wilt zien.”

Maar dat vond de moeder niets. “Natuurlijk wil ik hem zien, maar ik wil dat jullie het goedmaken.”

“Ik kan het niet,” zei de vader.

“Toch wil ik het. Het is het laatste wat je voor me kunt doen.”

Schoorvoetend deed de vader wat zijn vrouw hem vroeg en schreef de zoon dat zijn moeder stervende was en of hij niet thuis wilde komen.

De zoon kwam direct. Maar toen hij bij het ouderlijk huis aankwam wilde de vader niet opendoen. Dat moest het dienstmeisje maar doen. Hij ging in een donker hoekje zitten terwijl de zoon de moeder omhelsde.

De moeder kuste haar zoon en zei met vermoeide stem: “Lieverd, spreek tot je vader.”

“Doe ik niet,” zei de zoon. “Niet totdat hij me zegt dat hij het verkeerd heeft gedaan.”

“En ik doe het ook niet,” zei de vader die vanuit zijn donkere hoek naar het bed van zijn vrouw was gelopen. Met haar laatste krachten richtte de moeder zich op en greep de hand van haar zoon en pakte met haar andere hand de hand van haar man vast en bracht zo de vader en de zoon samen. “Dit is Gods wil,” stamelde ze zuchtend en sloot haar ogen om ze nooit meer open te doen.

Daar stonden ze dan, die starre vader en die trotse zoon, als het ware aan elkaar vastgeketend door de handen van de overledene. Ze wisten geen van beiden wat ze moesten doen, maar toen braken ze allebei en openden ze hun harten voor elkaar en werd de haat verdreven. Zo wil ook Christus die voor ons gestorven is, dat wij onze harten openen voor hen die ons pijn gedaan hebben.

Wanneer onze handen in die van Jezus liggen gaat Hij ons zonder twijfel verbinden met hen die ons pijn gedaan hebben. Zo zit het in Zijn Koninkrijk in elkaar en daar kunnen wij maar beter aan wennen.

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier