Angst en dwaasheid

“En Adam zei: Ik hoorde Uw stem in de hof, en ik was bevreesd, omdat ik naakt was; en ik verborg mij!” Genesis 3:10

Zonde is zowel de bron van angst als van dwaasheid.

Als wij iets doen waarvan we weten dat het tegen de wil van God ingaat, veroorzaakt dat schuld. Schuld vervult ons met angst, en angst brengt ons ertoe om dwaze dingen te doen.

Gods Woord vergelijkt zonde met dwaasheid, iets dat we goed kunnen zien in het verhaal van Adam. Stel je de hof van Eden eens voor. Alles was er goed en Adam had God lief. Hij praatte voortdurend met Hem op vriendschappelijke basis en God was zijn grote vriend. Adam vond Zijn aanwezigheid heerlijk en God verontrustte hem in het geheel niet. Als Adam Gods stem hoorde, was hij niet angstig. Integendeel, hij verlangde ernaar om bij de Vader te zijn en voelde diepe eerbied, genegenheid en respect voor de stem van God. Hij gloeide vol heilige liefde en verkeerde in goddelijke vervoering als zijn Maker met hem sprak. Elke gedachte aan God was aangenaam en elke aanblik van zijn Schepper was heerlijk.

En toen ging het mis. De zonde sloeg toe.

Nu had hij opeens nieuwe opvattingen over God met onverwachte en pijnlijke gevoelens. God was van een heilige vriend veranderd in een Rechter – een Rechter die het vonnis over hem zou uitspreken en hem aan de kwelgeesten zou overleveren. O, wat een vreselijke verandering! O, bittere vrucht van de zonde.

Hij voelde zich schuldig, want hij had de wet van de Schepper overtreden. Hij had rechtvaardige toorn verdiend en kon alleen maar uitkijken naar een verschrikkelijk vonnis: “Je zult zeker sterven!”

Maar wat betekende dat eigenlijk? Wat werd er bedoeld met de dood?

Adam wist het niet. Hij had de dood nog nooit gezien. Maar ongetwijfeld was het iets verschrikkelijks, iets heel ergs.

Opeens was er schaamte. Hij wist niet meer wat hij moest doen, of welke weg hij moest nemen. Opeens was er onrust, pijn en angst. Alles was anders en zijn leven werd onaangenaam. Zware zuchten ontsnapten hem. Diep gekreun weerklonk in zijn ziel.

Wat ging God doen? Wat zou zijn ondergang zijn?

Wellicht was het nog het ergste dat hij wist dat hij het vonnis verdiende. Wat hij gedaan had was onvergeeflijk. Hij had geen dekmantel voor zijn zonde. Hij was schuldig. Hij verdiende te lijden en er was geen uitweg.

Zo zal elke zondaar zich vroeg of laat voelen: schuldig, beschaamd en verontrust. Waarom toch heb ik dat gedaan terwijl God zo goed voor me was? Ik heb geen excuus.

Opeens zag Adam dat hij naakt was. Niet alleen zijn lichaam, maar vooral zijn ziel was naakt. Zijn gerechtigheid was weg. Die gerechtigheid en de vriendschap met God, die voor hem als een mantel was geweest, als een kroon, die hem moedig had gemaakt, onbevreesd en zelfverzekerd, was verdwenen. Die mantel was net als prachtig passende kleding, zijn verdediging, zijn troost en zijn sieraad geweest. Maar dat alles was weg. Hij was naakt. Hij had alles moedwillig weggegooid en hij voelde zich weerloos, ellendig en vernederd.

En toen riep God hem en vroeg hem waar hij was…

Zo zal elk verloren mens zich eens voelen. Het is een beangstigend iets om naakt voor God te komen. Een naakte ziel die voor de doordringende blik van Gods oog, dat als een vuurvlam is, moet verschijnen. Dat is me wat. Om je blootgesteld te voelen aan het oog van God, beschaamd om gezien te worden waarbij alles voor Hem openligt. Iedere gedachte, elk moment van zelfzucht en eigenbelang… Hij ziet alles. Hoe pijnlijk.

Denk eens in hoe jij je zou voelen als je naakt voor de Hemelse menigte kwam te staan? Of erger misschien, naakt voor de hele wereld die je daar zag staan in al je ellende? Maar om naakt voor Gods oog te staan… Wie kan dat bevatten en hoe erg zal dat zijn?

Dus toen Adam de stem van zijn Maker in de hof hoorde, werd hij vervuld van angst en verborg hij zich tussen de bomen van de tuin. Domme Adam! Dacht je nu echt dat je je kon verbergen voor het alwetende oog van de Schepper en dat het gebladerte van de struiken of de stam van een boom je bij God zouden kunnen weghouden?

Toen zei Adam: “Ik heb mezelf verstopt, want ik ben naakt.” Wat een dwaasheid. Het was slechts een zinloze poging om op iets te lijken wat hij niet was en als een schuldige lafaard vluchtte hij weg. Hij vroeg niet eens om vergiffenis, want hij had nog nooit gehoord van barmhartigheid. Hij wist alleen maar dat zijn zonde groot was en dat zijn vooruitzichten vreselijk waren.

Wat moest er van hem worden, nu hij zich tegen God had gekeerd en de wereld had blootgesteld aan de toorn van God?

O Adam, wat heb je toch gedaan?

Natuurlijk was hij bang. De kroon van glorie was van zijn hoofd gevallen. Het kleed van schoonheid was van zijn lichaam gescheurd. Vertrouwen en moed waren uit zijn hart verdwenen en schuld en angst hadden er bezit van genomen.

Maar is er dan geen hoop? Is er dan geen enkele mogelijkheid om ons weer te verzoenen met God en opnieuw in vriendschap met God te mogen wandelen, gehuld in het kleed van gerechtigheid?

Gezegend zij God – die is er wel!

“Zie, ik breng u goed nieuws, blijde tijdingen van grote vreugde, die voor alle mensen zullen zijn.” Er is geen grond voor moedeloosheid, noch reden tot angst. Geen reden om te proberen jezelf te verbergen, hetzij achter bomen, hetzij onder de rotsen of achter de bergen.

God heeft voor zondaars een schuilplaats gemaakt en die schuilplaats is Zijn eigen geliefde Zoon.

Jesaja schreef: Let op, er zal een rechtvaardige Koning komen. Leiders zullen rechtvaardig heersen. Die Koning zal zijn land beschermen, zoals een schuilplaats bescherming geeft tegen de storm en de stortregen. Hij zal zijn als water in een droge streek en als de schaduw van een grote rots in een woestijn.” Alle andere schuilplaatsen schieten tekort en zullen uiteindelijk vernietigd worden, zoals Jesaja ook schreef: “Ik zal gerechtigheid tot maatstreep maken en gerechtigheid tot schietlood; hagel zal uw schuilplaats, de leugen, wegvagen en water zal uw schuilplaats overstromen!”.

Er blijft maar één schuilplaats over en die schuilplaats is Jezus – het vlekkeloze Lam van God. Dit is de Burcht waarheen wij mogen vluchten, de Sterke Toren waarin we veilig zijn. In Jezus is er geen veroordeling en in Hem vindt iedere zondaar alles wat hij nodig heeft!

* Zijn vuile natuur zal gereinigd worden, in het zuiverende bloed.
* Zijn naakte ziel zal bekleed worden met goddelijke gerechtigheid.
* De toegang tot eeuwig leven zal hem worden gegeven.
* Alle schuld zal van zijn geweten worden weggenomen.
* Alle slaafse angst zal uit het hart verjaagd worden.
* En de vriendschap met God is hersteld.

Het paradijs ging verloren door de zonde, maar de hemel is verworven door het geloof in Jezus. O, gezegende schuilplaats voor ons mensen. En jij, dierbare lezer, verblijf jij in deze schuilplaats of blijf je wegrennen voor het eeuwige licht van God?

Wees niet langer dwaas en probeer je niet langer te bedekken met een armetierig vijgenblad, maar laat Gods licht toe in je dorre hart zodat het Lam van God jouw hart kan vullen met Zijn rust, Zijn vertrouwen en Zijn vrede.

Lieve lezer, de storm steekt op, de donder rolt in de verte en de bliksemflitsen zijn al begonnen. Ren toch naar de schuilplaats zonder uitstel. De storm komt over deze wereld en het duurt niet lang voordat ook onze naam wordt afgeroepen om voor de grote troon van God te verschijnen. Ben jij gewassen in het kostbare bloed van het Lam zodat Hij op die dag naar je lacht en jij mag binnengaan in de vrede van de eeuwigheid? Jezus zei dat niemand die naar Hem toe komt, weggestuurd zal worden en dat niets ons kan scheiden van Zijn heerlijke liefde. Vertrouw dus op Hem.

Jesaja 28:17, Jesaja 32:1-2, Johannes 6:37

Naar een artikel van James Smith 1860

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier